HOE ZWART WAS ZWART NAZARETH Hans van der Sloot Zwart Nazareth.Waar de naam vandaan komt weet nie mand. Wel dat ze omstreeks het eind van de vorige eeuw voor het eerst werd gehoord. Misschien allereerst als voor de hand liggend metafoor voor een nederige stad (Nazareth), waarvan de eerste indruk die van de intense aanwezigheid van de gedistilleerdindustrie was. Schiedam was zwart. Zwart van de rook die eeuwenlang over de huizen had gewalmd en zo diep in de stenen was doorge drongen dat de roetkorst tot op de dag van vandaag nog niet helemaal is verdwenen. Zwart ook het water van de open rio- in kamerhokken met grote gezinnen niet J. la Roy: 'Aan Neerlands grootsten zeeweg ligt/ een stadje met zwart aangezicht. Den Vreemden die er henengaan/ Zien 't meestal met bespotting aan. Verachte stad, gij hebt voor mij/ Bekoring en een schone zij./ 'k Ben hier geboren en gegroeid, 'k Heb hier geweend, gespeeld, gestoeid', en niet Bordewijk: 'Des zomers lag zij temidden van het sappigst Hollands weidelandschap te braken als een zwarte vulkaan. De felle vuren der glasblazerijen omkringden haar in een krans helse rozen. Bij avond bekleede zij zich met een diepe gloed van monu mentaliteit. Haar naam droeg een klank van duisternis'. len, die het stadshart en het woon- en industriegebied ten noorden van de Schie doorsne den, zwart de ring van molens die als reuzen rondom de stad stonden en zwart de glasfabrie ken rondom de stad, waar de vuren nog geweldiger, nog heter waren dan in de branderijen, distilleerderijen en mouterijen. Vuur, rook en de alom aanwezi ge lucht van vergistend beslag, van ruwstoken en distilleren waren de wezenskenmerken die Schiedam onvergelijkbaar maak ten met welke andere stad in Nederland ook. De schrijfsters van 'De historie van mejuffrouw Sara Burgerhardt', Betje Wolff en Aagje Deken komt de eer toe dit specifieke voorkomen van Schiedam als eerste te hebben beschreven: 'Ik kan niet zeggen, dat ik ooit een ongevalliger plaats gezien heb dan het berookt Schiedam: een nare, droevige rook en een nog veel lelyker fyn swart stof benemen het volstrekt als dat aange name, dat het door zyne ligging, plantage en fraaije gebouwen moest ten toon spreiden'. Latere waarnemers hebben aan dit beeld nauwelijks iets anders toegevoegd of veranderd. Niet Paaltjens: 'Een onafboenbare roet korst kleeft/ (Da's waar) er aan iedere gevel/ En over haven en stra ten zweeft/ Er een eeuwige steenko- lennevel'; niet de Fransman Henry Havard in 'La Hollande a Vol d'Oiseau': 'Schiedam, somber afstekend tegen de grauwe hemel en zelfs van afstand gezien een zeer bijzondere oude stad. Huizen in breed donker gelid en met scherpe zwarte puntdaken lijken gretig hun tanden te zetten in de zilvergrijze horizon'; niet Hartog: 'Waar in de nauwe straten de vunze walm tieerslaat van zwart berookte branderijen, waar de huizen oud en goor tegen elkaar staan geleund en laag tussen de smalle kaden in de donkere, drabbige gracht, daar wonen en vloeken en tieren de branders 'Schiedam; voorheen Zwart Nazareth' is de naam van een tentoonstelling die vanaf 8 febru ari in het Nederlands Gedistilleerd Museum de aandacht vestigt op de sociale toestanden in het oude Schiedam. Het beeld hiervan verdient enige bijstelling. Ook omdat in de jaren zestig nog in het willen afre kenen met het 'gedistilleerd-verleden' bewust de aanleiding werd gezocht tot de sloop van een groot gedeelte van het vroegere branderij en arbeiderskwartier. Maar er is méér. Aan de naam Zwart Nazareth werd landelijk een sterk negatieve klank gegeven door onder andere de vakbeweging, de drankbestrijders en, niet te vergeten, de medische stand, die in deze samenleving alle bevestiging dacht te vinden voor rassenhygiënische theoriën over erfelijk heid en degeneratie. Regelmatig ondernomen onderzoekingen hebben de herkomst van die schandnaam 'Zwart Nazareth'die politiek van links tot rechts, van streng-gelovig tot bloed rood, van ongeletterd tot wetenschappelijk dezelfde betekenis leek te hebben, nooit bevre digend kunnen herleiden. De behoefte hieraan was ook niet groot. Schiedamse bestuurders trachtten het epitheton Zwart Nazareth zoveel mogelijk in de vergetelheid te drukken, terwijl de buitenwacht er een (te) handzame onderstre ping in vond van een dreigend-negatief beeld van armoe en verwording dat in literatuur en vakbonds- en geheelonthoudersbrochures een drachtig werd opgeroepen. Maar, was het in Schiedam zelf allemaal zo erg? Klare taal, waarvoor het niet moeilijk is een bevestiging te zoeken op oude foto's. De hon derden branderijen, distilleerde rijen en toeleverende bedrijven uit de negentiende, begin twin tigste eeuw, waren onderdeel van het stadsbeeld tot op de Hoogstraat - de enige drukke winkelstraat die Schiedam telde - toe. En bijna allemaal gebruikten ze vette Engelse steenkool als brandstol. Voeg daarbij de zure lucht van vergis tend beslag dat op tientallen plaatsen tegelijk uit de brande rijen naar buiten sloeg, de zware damp van de spoeling waaruit tijdens het 'ruwlopen' de eerste alcohol was gestookt, de alom aanwezige geur van het gedistil leerd en de intense stank die in sommige stadsdelen werd voort gebracht door de 'grachten', de metersbrede open riolen waarin het rottende water nooit bevroor. Ook van de mensen die dit decor bevolkten is het beeld nauwkeurig geschetst. Zij beho ren tot het Zwart Nazareth waarover de vakbeweging sprak. En dat zo nadrukkelijk dat de indruk wordt gewekt dat het merendeel van de bevolking werd gevormd door de 'ouwe tij ers' (naam voor de branders knechts uit de ook m 1900 al ouderwetse Hollandse brande rij). Zij vormden echter ook in Zwart Nazareth een minder heid. Het aantal branders- en distillateursknechts schommelde in 1895 zo rond de twaalf honderd en was daarmee ongeveer eenvijfde van het totaal aantal arbeiders. In 'Buurtleven' van Henri Hartog was het meteen goed raak: 'Je moest die brandersknechts maar zien, als ze thuis kwamen 'savonds, ze waren oud als een ander begon te leven, 't u'aren net 33 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1997 | | pagina 33