nrmn LUI LI HORLOGERIE JUWELIER Sinds I 908 KI o krep a rati e, prijsopgave aan huis en indien mogelijk direct gerepareerd Lange Haven I2B 3111 CG Schiedam Tel. 010 426 86 15 37 Musis en ook de financiële handel kreeg een nieuwe impuls. Er kwam meer geld in omloop en de opslag van geld werd opnieuw belangrijk. Een boedelinventa ris van een winkel in Leiden maakt al in 1583 melding van aardewerken spaar potten in het voorhuis! De bol kwam als voornaamste spaarpot- vorm terug. Daarnaast zien we spaar potten in de vorm van een kip of een haan, meestal op een voet en voorzien van een fluit. Moet bij deze vormgeving gedacht worden aan de kip met de gou den eieren of is het een kwestie van het vetmesten van pluimvee? Dit laatste is namelijk bij het varken het geval: zoals een boer zijn varken vetmest voor de slacht in de winter, zo vullen mensen het spaarvarken met geld voor slechte tijden. Rond 1600 duikt het spaarvarken voor het eerst op in Nederland en wordt daarna steeds populairder. De: eer ste varkens zijn van ongeglazuurd aarde werk, later worden ze groen of bruin beschilderd en geglazuurd. Het varken staat sindsdien symbool voor spaarzaam heid. Waren de eerste varkens allen van aardewerk, in de eeuwen erna zijn ze in allerlei soorten en maten en van uiteend*! lopende materialen vervaardigd. Naast aardewerk, hout en ijzer wordt bij de productie van spaarpotten vanaf de 17e eeuw in toenemende mate gebruik gemaakt van metalen als messing, koper en tin. De meest voorkomende verschij ningsvormen zijn de geldkist en de cylindervormige collectebus. In de 18e eeuw komt het goedkope en makkelijk te bewerken blik in zwang. Ook dan is de kleine collectebus populair. Deze vaak fel beschilderde busjes werden, in tegenstelling tot de grote collectebussen, niet gebruikt voor collectief sparen maar voor het privé spaargeld. In de 2e helft van de 19e eeuw worden in Oost-Europa ook veel spaarpotten vervaardigd van zilver, veelal in de vorm van een kannetje of een kleine collecte bus. In deze periode vindt tevens de meest ingrijpende vormelijke vernieuwing in de spaarpothistorie plaats. In de Verenigde Staten werd de ijzerindustrie na de Amerikaanse Burgeroorlog gedwongen zich op een nieuwe afzet markt te richten. Men besloot gietijze ren speelgoed te produceren. De blik vangers van dit speelgoed waren spaar potten, al dan niet uitgerust met een ingenieus mechaniek. De mechanische spaarpot luidde een nieuw tijdperk in. In het verleden werd voornamelijk gespaard door welgestelde volwassenen, nu moest een steeds belangrijker wordende doelgroep wor den aangesproken: het kind.Ter stimule ring van het jeugdig spaargedrag wer den spaarpotten steeds spannender en inventiever.Voorbeelden hiervan zijn muntentellers (de spaarpot telt de gespaarde munten), chocoladeautomaten (een chocolade flik in ruil voor een muntstuk) en kalenders (bij inworp van een muntstuk verspringt de datum). Het belang van sparen werd niet alleen belangrijker bij de opvoeding van kin deren. ook nijvere huisvrouwen werden geacht het geld goed te besteden.Vanaf de jaren '30 werden zogenaamde huis- houdspaarpotten uitgegeven. Deze 7 spaarpotten waren voorzien van meerde re vakjes, die allen een spaardoel dien den. Zo kon het geld keurig verdeeld worden tussen boodschappen, belasting, - .spaargeld, kolen en kleding. Onder het motto "wie spaart met vlijt, betaalt op tijd", kwamen verzekerings maatschappijen met de spaarklok op de markt. Door elke week een kwartje in de klok te doen, bleef niet alleen de klok lopen, maar kon aan het einde van de maand ook de rekening betaald wor den. In diezelfde periode stond ook het bekende VU-busje op de schoorsteen mantel van gereformeerd Nederland. Vanaf 1932 werd door huishoudens in dit busje - paars of groen met vanaf 1937 de afbeelding van christelijke voorman Abraham Kuyper - geld inge zameld voor de medische faculteit van de Vrije Universiteit. Drie keer per jaar Werden de busjes geleegd door de 'bus jesdames', In de 20ste eeuw werd naast het sparen door privé personen in toenemende mate-,collectief gespaard.Verenigingen en instituten-gaven collectebussen uit waar in geld werd vergaard voor de organisa tie en de leden, zoals bijvoorbeeld het bovengenoemde VU-busje. Kerken hebben altijd een centrale rol gespeeld bij het collectief sparen. Ook in de 20ste eeuw is dit het geval: vanaf de jaren '30 wordt geld ingezameld voor de missie en de zending in niet-christelijke landen. In de 20ste eeuw zijn spaarpotten in toenemende mate ingezet bij reclame campagnes. Fabrikanten trachten door uitgifte van een spaarpot de naamsbe kendheid van de instelling en het pro duct te vergroten. Deze spaarpotten hadden vaak een vormgeving die met de uitgever te maken had. Voorbeelden hiervan zijn de spaarpot in de vorm van een gaskachel van gasbedrijven, de melk- en karnbussen van melkorganisa- ties en het 'spaarflipje uitTiel' van De Betuwe Jam. Natuurlijk vormde de spaarpot ook een uithangbord voor banken. Elke bank gaf een eigen spaarpot uit. De spaarder kon een volle spaarpot legen bij de desbe treffende bank. Het gespaarde geld kon vervolgens op de spaarrekening gestort worden. Wie herinnert zich niet het metalen busje met handvat, waar het geld door de gekartelde inwerpgleuf écht niet meer uit kon. In de 2e helft van de 20ste eeuw wordt de spaarpot meer en meer een massa- produkt. Naast traditionele verschij ningsvormen als de bolvorm en het spaarvarken is nu elk voorwerp bruik baar als spaarpot. De decoratieve waarde heeft terreinwinst geboekt ten koste van de symbolische functie 1 Weeskamerarchief Leiden. 2 Het is Onduidelijk of deze vorm is afgeleid van de bol vorm waarin de Romeinen spaarden. 3 De kleur is mede bepaald door de herkomst van de spaarpot. In Limburg werd voornamelijk bruin beschil derd en geglazuurd aardewerk vervaardigd, terwijl men in bijvoorbeeld Friesland de voorkeur gaf aan de kleur groen. Kieyv. J. de, Volksaardewerk in Nederland 161)0 - 3900 (Zeist 1965), p. 42. 4 Ier gelegenheid van de 100ste geboortedag van Abraham Kuyper (1837 - 1920) werd het VU-busje vatjaf 1937gesierd met zijn beeltenis.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1997 | | pagina 37