EEN ONBESCHAAMD
VERLANGEN NAAR
ROMANTIEK
chocoladekunst
Lange Haven 54 - 3111 CH Schiedam
Telefoon: 010 473 27 51
door Cees Straus
61 Musis
Helder wit, heel transparant en sober gemeubileerd is het ate
lier van Claudie de Cleen in een voormalig schoolgebouw aan
een van de grachten in de Jordaan. Een tafel om aan te werken
en een muur die als prikbord voor haar bronnen dient zijn de
meest in het oog springende elementen in deze ruimte. Ze
verklaren veel: de wijze waarop ze werkt en datgene waarin ze
aanleiding vindt om het te tekenen. Maar minstens even
belangrijk voor de sfeer in deze ruimte is de rij ramen die een
plens licht naar binnen laten vallen. Licht, dat er voor zorgt dat
de heersende kleur in het atelier in deze winterse dagen heel
wit is. Al kan dat in de zomer drastisch veranderen wanneer de
temperatuur fors omhoog loopt. De ramen bieden als prettige
bijkomstigheid een fraai uitzicht op een aan de overkant gele
gen klooster waarvan de nonnen nog deze school hebben
bezocht.
Ligt het aan dat licht dat haar atelier zo gewichtloos maakt, dat
je in haar werk diezelfde leegheid terugvindt? Haar tekenin
gen, die ze gedurende de maand januari in Pand Paulus in
Schiedam laat zien, zijn opvallend spaarzaam ingetekend.Veel,
heel veel wit dient als kader voor kleine figuren die altijd in
een neutraal decor staan. Het wit suggereert vooral veel diepte,
leegheid en ruimte. Omgeving speelt geen rol, de figuurtjes
spelen de hoofdrol zonder bij-figuren.
Ze staan overigens niet op helder wit papier, want De Cleen
werkt het liefst op bleekgeel houthoudend papier dat gaande
weg verdonkert en ten lange leste zelfs dreigt te verpulveren.
Geen tekeningen derhalve voor de eeuwigheid en om die
redenen 'zijn ze ook erg goedkoop, om de aspirant koper over
de drempel te trekken'.
Ze is nog niet lang als kunstenares bezig. Geboren in 1968 in
Zaandam wilde ze aanvankelijk grafisch ontwerper worden.
„Gezien het leit dat mijn vader een reclamebureau had, was
dat met zo vreemd. Ik ben dan ook na het halen van het
VWO-diploma naar de Rietveld Academie gegaan waar ik de
opleiding grafisch ontwerpen heb gevolgd. Stappen om vrij
kunstenaar te worden durfde ik toen nog niet te nemen. Ik
heb echter vier jaar geprobeerd om ontwerper te worden en
hoewel ik goed ben afgestudeerd, is het er toch niet van geko
men. Toen ik van de Rietveld kwam, vond ik eigenlijk dat ik
veel liever wilde gaan tekenen. Dat had ik niet geleerd en dat
vond ik toch wel een gebrek. Als ontwerper moest ik met tek
sten aan de slag en dan wordt er automatisch van je verwacht
datje wat met letters hebt. Nou, daar heb ik niets mee. Ik zag
altijd weinig reden waarom je bij een bepaalde tekst een
bepaald lettertype moest kiezen. Die noodzaak bezat ik totaal
niet. Wat ik wel van mijn leertijd als grafisch ontwerper heb
overgehouden, is een grote liefde voor boeken. Ik maak nog
altijd graag boeken en boekjes, daar gaat toch een deel van
mijn belangstelling naar uit."
Er waren meer redenen dat het vak van grafisch ontwerper
voor haar geen succes werd. Nadat ze in 1992 met een eigen
studio was begonnen, bleef ze lang vergeefs op opdrachten
wachten. „Ik heb werk naar verschillende kranten en bladen
gestuurd, maar er kwamen weinig reacties op. Voor NRC-
Handelsblad heb ik illustraties gemaakt, dat vond ik zelf erg
leuk, maar ze vonden me daar toch te veel vrij kunstenaar en
hebben die opdracht niet gecontinueerd."
Omdat het tekenen bleef trekken, besloot ze zich in 1994 voor
de Jan van Eyck academie in Maastricht aan te melden. Dat is
een post-academische kunstopleiding waar de deelnemers een
individueel gerichte begeleiding krijgen, en dus niet klassikaal
geschoold worden. Ze krijgen er ook een eigen atelier en
kunnen van uitgebreide faciliteiten gebruikmaken. „Ze heb
ben er bijvoorbeeld mooie persen staan, waar ik mezelf al mijn
boekjes op zag maken. In tegenstelling tot een instituut als de
Rijksakademie in Amsterdam kun je in Maastricht ook gra
fisch werken en je kunt er bovendien heel goed met anderen
samenwerken. Je moet ook niet in je atelier blijven zitten."
„Ik kreeg er een mooi atelier waar ik ben gaan tekenen; op de
Jan van Eyck ben ik echt met beeldende kunst begonnen. Ik
was één van de twee Nederlanders op mijn afdeling, de rest
kwam uit het buitenland. Ik heb met hen veel contact gehad.
Dat was erg inspirerend, vooral om anderen bezig te zien, te
zien hoe zij werkten. Je praat ook veel over eikaars werk, je
doet veel ideeën op."