105 Musis Levi Weemoedt, die Vlaardingen ontvluchtte voordat de VVV zijn huis aan de Markt zou bombarderen tot muse um waar men de nog levende dode schrijver achter zijn raam kon bewonderen, klaagt in een van zijn ongepubli ceerde Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid Cultuur: Ik wil met naar het museum gaan Laat mij maar aan de afwas staan Met mijn theedoek van Piet Mondriaan. Ook hier voelen we de heilige plicht drukken: 'Het museum, dat is goed voor je, kunst verrijkt, daar word je een beter mens van.' Zelf moest ik als kind op zondag met mijn ouders mee naar de kerk, 'De Ark' te Kethel die onder de rook van Schiedam dreef in een zondvloed van opgespoten slib en aanstormend beton. Dat was ook de kerk van de gereformeerde kunstenaar Rien Poortvliet. Elke zondagochtend konden we hetzelfde zonderlinge, pijnlijke tafereel aanschouwen. Daar betrad de familie Poortvliet het broeierige kerkzaaltje. Vader Poortvliet voorop in groene jagersjas met gevederd hoedje. Daarachter moeder Poortvliet in dito jagersgroen met iets zwieriger hoed, duidelijk de kunstenaarsvrouw. En tenslotte in kabouterpakjes drie bange Poortvlietjes, schichtige kunstenaarskinderen die keken of ze elk moment door hun pa ingelijst en tegen de muur gehangen konden worden. Rien Poortvliet is nu zelf een museum geworden, het Kabouter Spruitenprakmuseum. Hoe het zijn kroost vergaan is weet ik niet. Maar het zou mij niet verbazen als zij zich zowel tegen de kerk als tegen de kunst gekeerd hebben. Dat krijg je als je kinderen teveel dwingt. Zelf ga ik ook allang niet meer ter kerke. Als jongen wilde ik altijd al voor het zingen de kerk uit, op de aangewaaide geur van hard gras wegdromend naar voetbal en meisjes. De kerken liepen langzaam leeg. Maar de musea stroomden vol. Kunst is nu religie geworden. Compleet met tempels, pausen, priesters en horden gelovigen. Elke krant heeft een kunstbijlage en er is zelfs een TROS-programma dat heet 'Kunst, omdat het moet.' Daar worden we alweer naar de kerk geschopt. Ik ken een echtpaar dat de kinderen elk weekend op de achterbank van de Volvo meesleept van tentoonstelling naar theater.'Ik vind datje ze dat moet meegeven,' verklaarde de vader mij ooit vroom. Hij bekende zelf uit een nest te komen waar 'nooit niks aan kunst ofzo' gedaan werd. Arme kinderen. Zij worden gestraft voor wat hun ouders in hun jeugd moesten missen. Het meisje van acht dat zo graag wilde gaan zwemmen op zondag zal vandaag wel met haar bekeerde ouders rondzwal ken op de grote voorjaarstentoonstelling in de Rotterdamse Kunsthal waar het vroege werk van Mondriaan den volke wordt getoond, dromend van zwemwater en 't heerlijk uitgil len. Want bij museumbezoek hoort devotie, stilte. Ik ga tegenwoordig nooit meer naar het museum of de bioscoop, lees liever het boek. Het zwembad bezoek ik ook nooit, geef mij de zee maar. Nu hoor ik tot mijn verbazing dat het Kolpabad, voordat de sloper het naar goed Vlaardings gebruik met de grond gelijk zal maken, dit jaar het decor is van de Kunstestafette. In Den Haag vinden ze namelijk dat kunst de regio in moet. Met kunst de boer op dus. En het is wel duidelijk: de boer dat zijn wij. Schiedam,Vlaardingen, Leerdam, Delft, Zoetermeer, etc. Schiedamse en Vlaardingse kunstenaars en ambtenaren staken hun jeneverneuzen en haringkoppen bij elkaar en besloten dit jaar samen hun afstand af te leggen en het stokje door te geven. Een van die Vlaardingse kunstenaars is Henk Horsten. Een aar dige, rustige jongen, Rotterdammer van geboorte. Maakt mooi, stil werk als hij geen directeur van de Vrije Academie is en in commissies of werkgroepen moet zitten. Ik tref hem in het Vlaardingse bierlokaal 'De Waal', voorheen een voetbalcafe. Hij zeult een tas vol papier met zich mee.Voor het gesprek zijn ook uitgenodigd zijn Schiedamse kunstbroeders Snoep en Henderickx. Maar die komen niet opdagen, zijn de regio uit. Henk praat wat vermoeid en houdt 't bij een sparood. 'We zochten naar een verband tussen sport en kunst,' zucht hij. 'Verbanden moet je niet willen zoeken, die trekken blessures aan', denk ik dan bij mezelf. Maar hij zocht wel en vond iets in een boek van ene Joris van de Bergh dat in 1941 ver scheen onder de titel 'Mysterieuze krachten in de sport.' Het citaat dat op de brochure van de Kunstestatette prijkt komt echter uit de gespierde pen van Karei Lotsy, voormalig sport bestuurder, chef d'equipe van de Nederlandse deelnemers aan de Olympische Spelen van '36, '48, '52, sportpropagandist en KNVB-voorzitter van 1942-1952. Hij schreef in 1941 het slothoofdstuk voor het prachtboek van sportjournalist Van den Bergh. Ik citeer de citerende Horsten volledig. 'De sportende mens aanvaardt, gelijk de kunstenaar (sic), een moeilijk leven, een leven hetwelk ondanks alle ontzeggingen en de grootste toewijding zelfs bij grote aanleg, aan honderden, ja aan duizen den diepe decepties brengt, om slechts een enkeling de vreug de van het welslagen te schenken.Vrijwillige ideeële opoffe ring en toewijding zijn sierplanten, welke in de mens lang blij ven nabloeien.' En alsof dat nog niet genoeg 'verband' is: 'De onstoffelijke cul tuur, de innerlijke winst, in de karaktervormende, vaak zo harde en moeilijke trainingsjaren verworven, is een winst voor het ganse leven. Een blijvend, onvervreemdbaar bezit.' Aldus Karei Lotsy. En aldus Horsten. Die daarbij een beetje buiten zijn boekje gaat want in de oorspronkelijke tekst ont breekt het kwasi-dichterlijke 'gelijk de kunstenaar.' Die toevoe ging is van Horsten zelf. Lotsy gaf wat minder 'verband' dan thans wenselijk wordt geacht. De woorden van Lotsy galmen en ronken als het Polygoonjournaal uit de jaren veertig. Ik krijg er de kriebels van, kriebels die overgaan in een huivering, maar zeker niet van genot, want..., weet Horsten wel goed wie hij hier zo gre tig citeert? Karei Lotsy was in de oorlog een omstreden figuur om niet te zeggen fout. Hij was een graag geziene gast op nazi-parties in Nederland en Berlijn. Volgens het blad Fussball Woche uit die tijd zat hij tijdens het treffen in Den Haag tus sen de Duitse bekerwinnaar Munchen en een Duitse ss-selec- tie als voorzitter van de Nederlandsche Voetbalbond op de tri bune naast Reichsminister Dr. Seys-Inquart. De Herr Doktor die ooit gezegd schijnt te hebben: 'Wer Sport betreibt sundigt nicht.' Daar gaan Horsten en zijn Schiedamse kunstbroeders Snoep en Henderickx dus mee in zee. En daarmee moet ik dus als zoon van een Geus en kind van een Buchenwald-overlever het Kolpabad in. Terwijl menigVlaardingertje aan dat Kolpabad ook zonder oorlog en onderdrukking al traumati sche herinneringen heeft, zoals mijn vriend Wim Kerkhof. Nog steeds denkt hij wanneer hij langs het Kolpabad komt met schrik terug aan de meedogenloze badmeester op zijn enge plastic schoenen die hem in het diepe gooide en hem, nadat hij bijna verdronken was, weer als een vis aan de haak op het droge sloeg. Ik vrees dat ook Wim de Kunstestafette in het traumabad niet zal bezoeken. Hij zal ook geen traan laten wanneer het Kolpabad gesloten en gesloopt wordt. Integendeel: a dream come true. Nog zingt Wim elke avond ergens in het land het lied 'Zwemles' met z'n refrein van 'Zwemmen, getverdemme'. Wat de mysterieuze krachten in de sport zijn weten we intus sen: doping. De brochure van Horsten curn suis lezend denk ik: jongens, was maar in jullie atelier gebleven, had je stilletjes bedronken. De overheid is als de zee: zij geeft, maar neemt ook. Aan subsi-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1997 | | pagina 105