de blijven tekenen, vaak op woensdag middag, met een vriendje. Als puber trok ik op de fiets de polder in om daar te tekenen. Ik had kunstzinnige aspiraties. Maar dan ga je op een gegeven moment rond kijken, dan word je kritisch en dan is het over.' 'Ik heb mijn ontvankelijkheid voor de kunst, voor het tekenen gekoesterd, door ervan te leren en er exposities mee te maken. Dan word je ook gevormd door de mensen waar je tegen aan loopt, schilders en beeldhouwers die je inzich ten verschaffen.' 'Zo ben ik ook in de galeriewereld gerold, door contacten met kunstenaars. In 1963 heb ik mijn eerste werk gekocht. Dat was een gouache van Frans van der Heiden. Een schilder die zelf in een hofje aan de Buitenhavenweg een galerie met de naam Punt 4 was begon nen. Van der Heiden, die onder het pseu doniem Heifra werkte, vond een galerie wel leuk om te doen, maar hij kon het niet met zijn schilderen combineren en vroeg mij op een gegeven moment om de zaak over te nemen.' 'Wat ik daar deed, is niet ongesignaleerd gebleven. Ik heb aan Boymans verkocht, aan het Stedelijk Museum hier in Schiedam, vijfjaar lang tot 1968 toen ik door de RKS werd gevraagd om voor hen exposities te gaan organiseren.' 'Die eerste gouache betekende natuurlijk nog niet het begin van een verzameling. Het was een incident, dat door andere incidenten werd gevolgd. Ik had in die tijd ook weinig geld, maar bezat wel het idealisme om iets goeds aan de wand te hangen. Daarom ben ik ook lid geworden van een soort voor loper van de latere kunstuitleen. Die kwam met een bus uit Amsterdam en je kon dan kiezen uit een beperkte hoeveelheid kunst. Zo ben ik onder meer in contact gekomen met het werk van Pieter Holstein dat onderdeel van de schenking is geworden.' Van der Geer vindt dat hij in die tijd een uiteenlopende smaak had, die in weinig leek op wat hij later is gaan verzamelen. 'Het variëerde van figuratief, tot heftig expressionisme en de eerste abstracten die in die tijd begonnen. Ik kocht impulsief, wat mijn en ik echtgenote mooi vonden.Van een verzamelbe leid was toen nog helemaal geen sprake. Dat is pas in de laatste vijftien jaar gekomen, toen ben ik echt gaan verzamelen en zijn mijn voorkeuren herkenbaar geworden.' Opvallend is dat het tekenen altijd zo centraal voor hem heeft gestaan.Veel liever een blad papier dan een stuk linnen, al heeft hij op de expositie in het Stedelijk Museum een paar werken hangen die verdacht veel op een echt schilderij lijken. 'Voor mij moet het gaan om het zo puur mogelijk tekenen, waarbij ik niet bijvoorbaat een scheiding tussen figuratief en abstract wil aanbrengen. Alhoewel ik toch wel erg hou van het abstracte.Voor mij is het handmatige, het schriftmatige belang rijk, waarbij de tekening de drager, de bron van een idee wordt. In de renaissance werd de tekening'inventio' genoemd, dat is een prachtige omschrijving die voor mij nog altijd opgaat'. 'Mijn voorkeur gaat uit naar de tekenkunst die zich beweegt op het grensvlak van beeldende kunst en architectuur. (Van der Geer wijst in dat verband naar werken op de tentoonstel ling die vaak een grid bevatten, een patroon van elkaar kruis ende lijnen die op een stratenplan lijken, zoals dat onder meer het geval is bij Veron Urdarianu, Daniel Libeskind, Arie de Groot en Matthias Völcker). Ik heb dat vervat in de tentoon stelling 'De verzegelde bron' die in 1987 bij de Kunststichting was te zien. Daar hing toen werk van Ludger Gerdes,Thomas Schiitte en Matthias Völcker. De eerste twee waren toen al onbetaalbaar, maar vanVölcker heb ik wel iets gekocht dat nu ook het museum in komt.' 'Tekenen is te doen eigenlijk een heel simpele techniek. Potlood en papier volstaan om schitterende dingen te maken. Dat geldt nu, maar net zo goed vroeger. Ik vind het vooral zo'n eerlijk medium. Je kunt niets verdoezelen. Een schilder kan nog iets weghalen, maar met tekenen kan dat niet. Ja, je kunt iets wegvlakken, maar dat blijf je zien. Sommige teke naars maken daar gebruik van, die vlakken bewust iets weg, laten dat als handeling zien. Tekenen is heel eenvoudig en daardoor ook zo'n boeiend meidum, heel fundamenteel. Jan Schoonhoven is daar een voorbeeld van: een blad met hori zontale lijntjes, een blad met verticale lijntjes. Dat vind ik nu spannend. Het is ogenschijnlijk monotonie, maar elke lijn is verschillend. Geen lijn loopt strak van links naar rechts. Er ontstaat kleur, naarmate de lijnen elkaar naderen. Dat is waar ik van houd: de intimiteit van het tekenen, het hoogst per soonlijke.' De tentoonstelling van de schenking in het Stedelijk Museum die naar het gelijknamige werk 'l'Homme sucré' van Mariëtte Linders is genoemd, laat Van der Geers omgang met het teke nen goed zien. Kopen doet hij soms met grote intervallen. Hij kan maandenlang niets aanschaffen, om dan plotseling van een galerie thuis te komen met twee, drie aankopen. Grote namen kan hij zich niet permitteren, die komen eigenlijk niet in zijn collectie voor, al zijn de meesten in de loop der tijd wel bekend en zelfs beroemd geraakt. Een bedrag van twee of twee-en-een-half duizend gulden vind hij de grens om een tekening te kopen, daar boven moet hij afhaken, hoe graag hij soms ook een werk wil kopen dat helemaal naar zijn smaak is. 'Gelukkig bestaat er sinds een aantal jaren een aankoopregeling waarbij de overheid een renteloze lening beschikbaar stelt. Als die er niet is, probeer ik bij de kunstenaar rechtstreeks een gespreide betaling te regelen, zodat ik een duur werk toch kon kopen. En gelukkig valt daarover met de meesten best te pra ten'. De collectie zoals die nu in het Stedelijk Museum wordt getoond, omvat een goede 100 werken op papier. Daarnaast bezit Van der Geer opgeslagen in dozen nog 150 tot 200 bla den grafiek. Ze dateren uit de beginjaren van zijn huwelijk, toen hij omwille van de lage aanschafprijs grafiek boven teke ningen prefereerde. Tekeningen èn grafiek komen straks in bezit van het museum. Waarom heeft Van der Geer juist het Stedelijk Museum uitgekozen? 'Ik houd van het museum. Ik vind het een belangrijk element in de gemeenschap, het muse um is een plek waar de mensen met hun eigen geschiedenis èn de hedendaagse cultuur geconfronteerd worden. Het Stedelijk Museum is een goed museum, een bolwerk tegen de barbarij.' 'Ik ben met het Stedelijk Museum vergroeid, ik heb er alle conservatoren en directeuren gekend, vanaf de Schwagermanns, Paalman en Pierre Janssen. Alleen al uit histo rische overweging is dit een instituut dat het verdient om bewaard te blijven' De expositie 'l'Homme sucré. Tekeningen uit de collectie Cees van der Geer' is nog tot en met 1 f mei te zien in het Stedelijk Museum Schiedam 3: o rn co C: Cti =Q 161 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1997 | | pagina 161