MJ Margreet Feenstra Musis 196 HET SPEL EN DE KNIKKERS ensen nieten zich graag met anderen. Zie de vele kennis quizzen op televisie en de grote aantal uren dat dit I medium besteedt aan het uit zenden van voetbalwedstrijden of tennis. Het uitgebreide assortiment aan spellen in de speelgoedwinkel is navenant. Spelen is een essentieel onderdeel van het menselijk bestaan. Johan Huizinga begreep dit. Hij beschreef de menselijke drang tot spelen in zijn boek Homo ludens (1938); de spelende mens.Van de wieg tot het graf blijft de mens geïnte resseerd m het aangaan van speelse uit dagingen met zichzelf en - individueel of in groepsverband - anderen. In zijn opvatting verzet de 'aardigheid' van het spel zich tegen elke analyse ot logische interpretatie. Wel kan worden vastgesteld dat spelen - precies zoals alle uitingen van cultuur - de tijdgeest verraden. Spelen is iets van alle tijden en alle generaties. De verschijningsvorm van het spel en speelgoed zijn echter sterk tijdgebonden en daarmee aan verande ring onderhevig. Hoe sterk wordt dui delijk uit de literatuur over dit onder werp zoals bijvoorbeeld het boek 'Timpen, hinkelen pierebollen' dat spelen in de Lage Landen beschrijft. De samenstellers van het boek behandelen tientallen Hollandse en Vlaamse spelen voor zowel volwassenen als kinderen. De meeste van deze spelen zijn allang uit de mode. Wrede volksspelen als katknuppe len en ganstrekken zijn al helemaal niet meer in trek. Dieren worden vertroe teld, gewassen en aangekleed als kinde ren. Er zijn dierenklinieken, dieren- schoonheidspecialisten, dierenscholen en dierenpsychologen en het aantal perio dieken dat over huisdieren handelt is legio. Het geluid van een knakkend nekje tijdens het ganstrekken zou schreeuwen van protest uitlokken, waar mee vergeleken het palingoproer in het Amsterdam van de negentiende eeuw (met als directe aanleiding het verbod om levende palingen uiteen te trekken) kindergekrakeel zou zijn. Maar spelen ging in grootmoederstijd veeleer toch om het samen bezig zijn. Spelletjes waren een tijdverdrijf voor het gezin en bevatten zowel een competitie als een educatie-element. Meer dan in de individualistische spellen van nu, de televisie en de computer, al wordt de laatste nog zo sterk gepropageerd als ontwikkelings-instrument. Dit laatste wordt duidelijk in de kleine tentoonstel ling die Anderson over dit onderwerp heeft samengesteld. Blikken speelgoed ademt de technische en maatschappelij ke verwachtingen die men in het begin van deze eeuw koesterde. De spellen behandelen actuele onderwerpen en ontwikkelingen, zoals het advertentie- spel, waarmee gezinnen zich in de jaren dertig kostelijk vermaakten en nog ouder speelgoed laat zien hoe belangrijk de rol van het speelgoed in de vorming van jongere kinderen was. Veel van het speelgoed van vroeger kan worden beschouwd als miniatuur van het echte leven; de poppen, de puzzels, de gezel schapsspelen en niet te vergeten de scheepjes, de wagens, de winkels en poppenhuizen. Een enkel spel van vroeger dat beschre ven wordt in 'Timpen, hinkelen en pie rebollen' heeft de tand des tijds door staan. Het biljarten is er één van. En op het Zeeuwse eiland Walcheren beoefent men nog trouw het 'rinkrieën'. Het ringsteken is een bijna interne aangele genheid voor de eilandbewoners. Dat is te merken aan de namen van de deelne mers anno 1997, die door de presentator opzettelijk met onmiskenbaar Walchers accent worden uitgesproken. De presen tatie is daarmee sober en introvert, om niet te zeggen saai en nauwelijks ver staanbaar voor mensen van buiten de regio en al helemaal niet voor de vele Duitse, Belgische en Hollandse toe schouwers langs de kant. Ringrijden lijkt een anachronisme voor de randste- deling, hoewel het nog niet zo lang geleden is dat ringsteken ook op de Zuidhollandse eilanden en het platteland van Zuid-Holland beoefend werd. Nog op het eind van de jaren vijftig maakte het ringsteken in Kethel op de rug van de echte boerenpaarden nog deel uit van een folklore die in de verte nog herin nerde aan de jaarmarkten van weleer.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1997 | | pagina 196