E3
rn
5
Co
Co
17 Musis
In Noorwegen en Denemarken kwam de stoomtrawl-visserij
nooit van de grond. De afzetmarkten waren niet groot genoeg
en de structuur van de visserij was daar te individualistisch. Tot
de dag van vandaag zijn het de schipper-eigenaars die de ont
wikkeling bepalen. Maar'vele kleintjes maken ook een grote'.
De Deense Noordzeevisserij kwam eerst goed van de grond
toen vanaf 1870 op de westkust van Jutland een nieuwe haven
aangelegd werd. Zo ontstond Esbjerg en vissers vanuit het
noorden, met name vanuit Skagen en Frederikshaven, gebruik
ten Esbjerg in toenemende mate om hun vangsten af te zet
ten. Met de komst van de verbrandingsmotor, omstreeks de
eeuwwisseling, ontwikkelde zich de typisch Deense
Noordzeekotter. Een klein maar efficiënt scheepstype waarmee
de visserij in de eerste decennia van onze eeuw tot grote bloei
kwam.
Noorwegen was met Denemarken een van de eerste landen in
Europa waar de vloot gemotoriseerd werd. Deze bestond uit
niet minder dan 15.000 zeil- en roeiboten. Meer dan hon
derdvijftig stoomschepen kende de Noorse visserij echter niet
in het begin van deze eeuw. Die kleinschalige visserij werd
echter langs de gehele kust uitgevoerd en de opbrengst ervan
was enorm. Noorse stokvis werd dan ook over de gehele
wereld geëxporteerd en Noorse visconserven waren reeds voor
1900 een wereldwijd begrip.
Op verschillende manieren maakten Nederlanders, Engelsen,
Denen en Noren gebruik van de rijkdommen van de
Noordzee. Allen hadden te maken met nieuwe technologie in
de vorm van de stoommachine en de verbrandingsmotor.
Maar bovenal was de afzet van de vangsten de bepalende fac
tor in de ontwikkeling. Deze werd eerst mogelijk nadat grote
steden bereikbaar werden door spoorwegen en in later tijden,
vrachtauto's.
De Vlaardingse visserij speelde in dit opzicht geen bijzondere
rol. Zij verzette, omstreeks 1870, op tijd de bakens en beleefde
een bloeiperiode tot aan de eerste wereldoorlog. Daarna is het
echter gestaag bergafwaarts gegaan terwijl sectoren van de
internationale Noordzeevisserij wel degelijk in staat bleken
zich verder te ontwikkelen. De expositie 'Noordzeevisserij
1870 - 1940, internationaal bekeken' toont nog een ander
facet. Waar velen dachten, en nog immer sommigen denken,
dat Vlaardingen, ooit de belangrijkste haringstad van Europa,
een leidende rol in de ontwikkeling van de moderne visserij
speelde, leert dat dit internationaal bekeken niet zo was. Alleen
al de schaal waarop in Vlaardingen in deze periode gewerkt
werd, maakte zo'n positie onmogelijk. Waar Skandinavische
landen en vooral Groot Brittannië een geheel nieuwe en eigen
weg insloegen, was de Nederlandse ontwikkeling gebaseerd op
het moderniseren en repareren van bestaande structuren.
De expositie'Noordzeevisserij 1870 - 1940, internationaal
bekeken' hangt tot en met 26 april in het Visserijmuseum te
Vlaardingen. Daarna reist zij naar het Fiskeri- of Sofartsmuseet
te Esbjerg (zomer 1998), het Town Docksmuseum te Huil
(winter 1998 - '99) en het Maritiem Museum Stavanger
(zomer 1999). Expositie en boek zijn gerealiseerd met steun
van de Association of North Sea Societies, een organisatie van
steden rond de Noordzee die culturele uitwisseling bevordert.
De catalogus kost 24,95
O
Q
53
CD
N
^0
Voor het repareren van de kilometers lange haringnetten die de Vlaardingse vissers gebruikten, waren honderden arbeidskrachten nodig. Nettenboeten was in Vlaardingen van oudsher
vrouwenwerk. Hier de boetsters van de Vlaardingse rederij H. Kikkert aan het werk omstreeks 1895. (Foto: coll. M.P. Zuydgeest)