i
Ruud Aret
Musis 24
Zaterdag de domper. Literaire avond in Schiedam. Kil zaaltje met.
pakiveg vijftien mensen, van wie niemand ooit iets van me gele
zen had, zelfs niet in de krant. Belangstellend kon je ze moei
lijk noemen. Op zich is dat nog wel te verwerken. Je bent er
toch en je honorarium is verzekerd, dus probeer je het beste
ervan te maken. Je trekt een onaandoenlijk gezicht en leest je tekst
alsof je in ieder geval zelf gelooft dat zelden iets beters geschreven werd.
Maar ondertussen besef je donders goed dat dit geen ambiance is voor
een groot schrijverschap, dit is evident tweederangs. Nu is het geen
schande tot de tweede rang te behoren, dat is per definitie het lot van
de mees ten, maar zelfs op de tweede rang kun je dit vak niet uitoefe
nen zonder illusies over de eerste. Dat is de vangkooi voor schrijvers.
God, wat voel je je goedkoop als je zo te kijk staat.'
Koos van Zomeren (Velp. 1946) ontmoette ik voor de eerste
keer op de Coolsingel in Rotterdam. Recht tegenover het
monumentale postkantoor bemande ik op straat een markt
kraam gevuld met de boeken van hem en Sal Santen.
Beiden gaven ergens binnen een voordracht en kwamen na
afloop naar de kraam om voorbijgangers te interesseren voor
een gesigneerd exemplaar van hun laatste uitgave.
Het liep niet storm, onder andere veroorzaakt door het druile
rige weer waardoor menig passant, deze augustusdag in 1986,
meer aandacht had voor het op juiste wijze hanteren van zijn
regenscherm dan voor de schrijver.
Behalve een beginnende verkoudheid hield ik aan deze ont
moeting een met een opdracht gesierd exemplaar van Van
Zomerens zojuist verschenen roman 'Het verhaal' over. De
opdracht luidde: 'Sinds ik weet dat niemand zich voor de waarheid
interesseert, lieg ik niet meer'. Een motto
uit datzelfde boek waarvan de bood
schap nu, bij herlezing, pas goed tot
mij door dringt.
Aan het einde van deze middag
namen wij afscheid van elkaar en
Koos van Zomeren vertrouwde mij
toe bij een hteraire gelegenheid graag
eens naar Schiedam af te willen reizen.
Ruim een jaar later deed zich een
gelegenheid voor. De plaatselijke
Filmclub ontplooide, naast het verto
nen van beelden op een scherm, ver
wante culturele activiteiten, waaronder
literaire avonden.Voor de oktober-
avond was nog geen kandidaat gevon
den en mij werd gevraagd een
geschikte auteur voor te stellen. Het
werd Koos van Zomeren en het succes
van de avond wordt beschreven in het
citaat waarmee dit artikel aanvangt.
Het citaat is afkomstig uit 'Een jaar in scherven' als deel 150
van de prestigieuze Privé-domeinreeks en Koos van Zomeren
zal het een hele eer gevonden hebben dit jubeldeel te mogen
vullen.
'Een jaar in scherven' is het belangrijkste boek uit zijn oeuvre
en daarnaast een boeiend dagboek over het jaar 1987. De dag
boekpagina's worden subtiel afgewisseld met autobiografische
verhalen, herinneringen en interviews met onder andere zijn
vader en zijn voormalige kameraden uit de Socialistische Partij
(SP).Van deze partij nam Koos van Zomeren in 1975 gedesil
lusioneerd afscheid; de rechtgeaarde socialisten waren er nog
steeds niet in geslaagd een revolutie te ontketenen en de
schrijver zelf zag dit op korte termijn ook niet meer gebeuren.
Sterker nog,Van Zomeren twijfelde over de capaciteiten van
het toenmalige partijkader dat hij zeker niet capabel achtte een
omwenteling te leiden. Was het ooit zover gekomen dan zou
Koos van Zomeren een ambtstermijn lang Volkscommissaris
voor Propaganda en Cultuur geweest zijn.
Het overige werk van Koos van Zomeren mag, naast veelzijdig
en fors van omvang, ook grillig genoemd worden.
Geïnspireerd door de dichters rond Barbarber, met name K.
Schippers, debuteerde Van Zomeren in 1965 met een dicht
bundel 'De wielerkoers van Hank'. De bundel werd door Kees
Fens in een recensie als geslaagd bestempeld en zelf zegt de
schrijver nog enigszins achter dit werk te kunnen staan. Een
aanmoediging om zich als poëet verder te ontwikkelen, is Fens
niet geweest zodat gedichten zoals hieronder nooit meer
gebundeld zouden worden: