Cees Straus
Mosterd na de maaltijd. Het lijkt eropwant de tentoonstelling
Radikaal beeld, behoort inmiddels tot het verleden. Toch is er
een gerede aanleiding tot een terugblik op deze even markante,
veel besproken als - helaas - te spaarzaam bezochte overzicht
stentoonstelling. Want Radikaal beeld was in meer dan één
opzicht het vermelden waard. En dat niet alleen vanwege de
aarzeling waarmee de recensenten meldden dat dit misschien
een wat minder toegankelijke tentoonstelling was. Een overzicht
van een kunststroming die zich nog niet op een grote schare
geïnteresseerden mag beroepen.
Waarom Radikaal beeld nu juist voor Schiedam een tentoonstel
ling is om langer bij stil te staan, is omdat het Stedelijk Museum
hiermee weer een directe aansluiting zocht bij een tentoonstel-
lings- en collectiebeleid waarvoor de basis reeds lang geleden is
gelegd. Toen Daan Schwagermann en Pierre Janssen in de jaren
vijftig definitief het museale roer omgooiden, richtten zij de blik
op die actuele kunst die op dat moment nog slechts een kleine
groep aansprak. Bij het maken van de tentoonstellingen werd dit
uitgangspunt ook steeds aangehouden. Naast terugkerende
exposities uit het eigen, groeiende bezit aan contemporaine
kunst, werden stelselmatig onderzoekingen gedaan naar andere,
liefst minder ontgonnen, terreinen. Hans Paalman zette dit beleid
voort en hij was het met name die aan de reeds vertegenwoor
digde (en inmiddels tot een breder publiek sprekende) gebieden
de weg insloeg naar de fundamentele schilderkunst. Natuurlijk
liet het Museum ook toen niet na om tentoonstellingen te maken
met een algemener -zeg 'kijkersvriendelijker' perspectief, maar
dit duidelijk in afwisseling met het experiment op beeldend en
museaal gebied. Het is dan ook niet voor niets dat in de eigen
collectie van het Stedelijk Museum de fundamentele schilder
kunst al sedert de jaren zestig sterk vertegenwoordigd is en het
Museum z'n landelijke bekendheid dankt aan het feit dat het zo
onverwacht de gebaande paden durft verlaten.
Musis 32
RADIKAAL BEELD
Het was in de afgelopen maanden
opvallend stil in het Stedelijk
Museum in Schiedam. Wie op
een doordeweekse dag het aan
één tentoonstelling gewijde
museum binnenviel, kon gemakkelijk
een uur rondwandelen zonder een
medebezoeker te ontdekken. Dat was
jammer, want de expositie 'Radikaal-
beeld' moet als een van de belangrijkste
presentaties in het Schiedamse Stedelijk
van de laatste jaren worden beschouwd.
Waarom belangrijk? Omdat hier nu eens
iets werd getoond datje niet zo gauw in
andere musea voor mdoerne kunst kunt
zien en ook belangrijk omdat het muse
um met deze tentoonstelling impliciet
aangaf op welke verzamelterreinen het
zich zou moeten begeven. Een tentoon-
stelliung derhalve die veel publiek, kri
tisch ingesteld en vooral goed kijkend,
zou hebben verdiend.
Lag het aan het soort kunst dat er nu in
het Stedelijk werd getoond? Aan het feit
dat die bepaald niet gemakkelijk was,
geen verhaaltje had te vertellen waar nu
eenmaal het grote publiek graag op af
komt? Musea hebben het vaker moeilijk
met deze soort kunst, die zich eerder op
de fijnproever dan op de hap-snap slok
kende kunstconsument richt. Het waren
op deze expositie niks geen hapklare
brokken die gemakkelijk voor het oog
te verteren zijn, gereed gemaakt door de
kunstkritiek die nu eenmaal sneller
afkomt op het grote spektakel dan op
exposities die enig voorwerk vereisen.
Dan blijkt ook weer dat het Schiedamse
Stedelijk niet goed ligt bij zowel de lan
delijke kranten als de gespecialiseerde
kunstbladen. Schiedam blijkt elke keer
een uithoek te zijn: hoewel het zo
dichtbij Rotterdam met zijn Boijmans,
Kunsthal en Witte de With ligt, moet
het in veel gevallen nog echt ontdekt
worden.
Juist op die plekken, en bij Witte de
With waarschijnlijk nog het best, had
'Radikaal-beeld' niet misstaan. Wat was
namelijk het geval? Je kon hier avant
garde van het zuiverste water zien, kunst
die slechts in heel beperkte kring
bekend is, daar weliswaar met volle teu
gen wordt genoten, maar die nog geen
grotere verspreiding heeft gekregen.
Zelfs niet in de toonaangevende musea
op dit gebied, want met uitzondering
van De Beyerd in Breda bood het
Stedelijk allemaal primeurs. En met pri
meurs is het nu eenmaal zo dat die eerst
moeten worden ontdekt door een
publiek dat ze op hun waarde weet te
schatten, voordat de grote meute er aan
komt.
Natuurlijk, het is altijd prettig als je
ongestoord kunt rondkijken, niet