MOOI-VERSUS-MENTALITEIT LIJKT ACHTERHAALDE DISCUSSIE
Cees Straus
Een discussie in beelden, die wil de
manifestatie 'De nieuwe kleren van de
keizer' in Pand Paulus in Schiedam op
gang brengen. Die discussie moet ook
nog eens ergens overgaan. Niet zo zeer
over die vermeende 'nieuwe kleren van
de keizer' - welke die tenslotte ook
mogen zijn - maar over een ander debat
dat al een poosje in de kunst loopt.
Namelijk ot het gegeven mooi staat
tegenover kunstenaarshouding, c.q. men
taliteit. Mooi in de kunst is een uitgangs
punt dat tot laat in de negentiende eeuw
vooral op de kunstacademies werd
gehanteerd, het leidde tot het spreek
woordelijke academisme waar de impres
sionisten en na hen vooral de abstracten
een definitief einde aan wilden maken.
Sindsdien is 'mooi' een vreemd begrip
geworden.
'Mooi' vinden velen de kunst van de
impressionisten, van de expressionisten
die in hun tijd vooral als 'lelijk' werden
beschouwd en bijvoorbeeld ook de voor
hun tijd uiterst 'wilde' Cobra-schilders.
Al die schilders hadden niet een-twee
drie de behoefte om een mooi kunst
werk te maken, ze werkten vanuit een
bepaalde mentaliteit waarbij het hun er
vooral om ging zo dicht mogelijk bij
hun eigen opvattingen, hun eigen hou
ding, c.q. mentaliteit te blijven. Mooi is
daarom een lastig en vaak verkeerd
begrepen begrip geworden.
Mooi is, nog altijd, een zonsondergang
boven de Nieuwe Waterweg, of een paar
pakhuizen aan de Korte Haven in
Schiedam, mits je daar natuurlijk voor
gevoelig bent. Mooi is een persoonlijke
zaak, die uit een mentaliteit kan voorko
men, maar daar vaak met zo veel mee te
maken heeft. De Grieken hadden goed
door wat mooi was, ze streefden naar het
meest ideale schoonheidsideaal, zo'n
groot ideaal en zo indrukwekkend dat
hun maatgeving nog altijd zo maar kan
worden overgenomen. Dat was nog eens
mooi!
Nu we al honderd jaar meer van menta
liteit dan van esthetiek uitgaan - waarbij
het in het westen vooral om originaliteit
gaat, de wereld mag immers niet stil
staan - lijkt de vraag of iets mooi moet
zijn ook met langer gewettigd. Het uit
gangspunt 'mooi-versus-mentaliteit' in
Pand Paulus is al bijvoorbaat ondergra
ven, door het getoonde, maar ook dooi
de tijd.
Dat werd al bij de eerste twee tentoon
stellingen duidelijk.
Opzet was dat elke volgende presentatie
een of maximaal vijf werken van de
voorganger moet tonen. Daarvan kon bij
de eerste expositie dus geen sprake zijn.
Nu is de ruimte bij Paulus betrekkelijk
klein, zodat Hans Paalman bij de ope
ning van de reeks elke plek in de ruimte
goed kon gebruiken. Zijn keus, de expo
sant Peter Huyzer, hoefde derhalve met
te reageren op een voorganger, wat hem
in staat stelde om een duidelijk eigen
beeld te geven.
Dat een mogelijke reactie tot grote pro
blemen kan leiden, bewees in de tweede
expositie Paul Donker Duyvis. Hij
bracht het 'estafette-stokje' van Huyzer
terug tot een minimale inbreng van
zegge en schrijve één doekje. Het kwam
uiteindelijk op de korte muur van de
gevel te hangen, nogal hoog en ver weg,
zodat je je als kijker er goed van moest
vergewissen dat hier wel degelijk een
werk van een voorganger hing. Wie niet
op de hoogte was van de procedure of
de eerste expositie niet heeft gezien, zal
het werk van Huyzer waarschijnlijk als
een vreemde eend in de bijt hebben be
schouwd. Of hem gewoon hebben gene
geerd, wat in beide gevallen jammer is.
Want Peter Huyzer is in weerwil van de
tegenwerking die hij volgens Paalman
vooral van subsidieverstrekkers onder
vindt, geen onaardige schilder. Hij maakt
landschappen in een neo-expressionisti-
sche stijl die in het begin van de jaren
'80 nogal in trek was, maar sindsdien
door allerlei andere modes overwoekerd
lijkt. Kleur en verfstreek zijn bij Huyzer
erg belangrijk, hij creëert er graag een
dynamisch beeld mee.Volgens Paalman
zou het hier om landschappen in
Noord-Frankrijk gaan waar zich in de
tijd van de Eerste Wereldoorlog dramati
sche tafrelen zouden hebben afgespeeld.
Nu is Huyzers stijl van oorsprong al dra
matisch, maar dat dit werk veel met de
oorlog heeft te maken, haalde ik er niet
zo snel uit. Het is eigenlijk ook geen
relevante kennis, het werk moet immers
voor zich spreken. Huyzer cirkelt vaak
om zijn ondeiwerpen heen, daardoor is
hij ook niet zo expliciet in zijn land
schappelijke bedoelingen.
Die vaagheid in zijn bedoelingen staat
haaks op zijn wilde, expressieve stijl, wat
er waarschijnlijk de oorzaak van is dat hij
er soms met helemaal uitkomt. Dat heeft
niets met esthetische opvattingen te
maken, maar wel met zijn werkhouding.
Het werk van Huyzer roept de vraag
mooi of mentaliteit ook niet op, is daar
mee zeker als opening een ongeschikte
keus geweest, maar laat wel iets van een
mentaliteit zien.
Dat laatste was bij zijn opvolger Paul
Donker Duyvis veel sterker aanwezig.
Donker Duyvis liet zijn eigen werk zien,
hij is 111 de serie dus maker en organisa
tor tegelijk. Als je zijn foto's en installa
ties zag, kon je goed begrijpen waarom
hij niets van het estafette-stokje van
Huyzer moest hebben. Donker Duyvis -
sommigen zullen hem nog kennen van
zijn rol als conservator bij de Rijksdienst
Beeldende Kunst in Den Haag - brengt
zijn fotobeelden in ruimtevullende
installaties onder, daarbij in het midden
latend of de foto's (of filmbeelden) een
zelfstandige, autonome rol vervullen of
juist ondergeschikt zijn aan het totaal
beeld. Ten opzichte van de veel traditio
neler ingestelde schilder Huyzer, wiens
kunst werk voor werk op zich zelf staat
en onderling uitwisselbaar is, betreedt
Donker Duyvis een nieuwer terrein
waar ook veel meer vragen leven.
Dat geldt zowel de inhoud als de uitein
delijke bedoeling van het werk. Zo was
de lange linkerwand van het pand volge
hangen met vijf identieke, groot formaat
kleurenfoto's van een in meditatie ver
zonken figuur wier blik uit beeld raakte,
maar die toch een zekere visuele span
ning opriep met de onder haar neerge
zette emmers, die met spiegelend water
waren gevuld. De hele sfeer, die oosters,
boedhistisch, leek, had natuurlijk met
een mooie bak olie beter afgemaakt
kunnen worden. Er bleek onverwacht
sprake te zijn van beeldrijm, want het
water kwam weer terug als spelmateriaal
in een aandoenlijke video van Aziatische
kindertjes. Hun pret bestond uit giebelen
wanneer ze elkaar in het water poogden
te duwen. De meditatieve stilte stond
aldus haaks op het schateren dat letterlijk
van de video klonk.
Overigens was de film - een eindeloze
rij van als stills vastgelegde handelingen
die bewust schokkerig werden afgedraaid
-niet informatief bedoeld. Daardoor
kwam de nadruk op de enigszins saaie
vorm te liggen. Saai staat in de huidige
videokunst al gauw voor mooi, esthe
tisch (een restant van de minimalistische
kunst uit de jaren '70 die in de filmkunst
zo zijn sporen heeft nagelaten), maar
komt bij Paul Donker Duyvis even goed
uit een mentale houding voort. Zodat bij
hem de tegenstelling mooi-versus-men
taliteit al helemaal niet opgaat
In april komen respectievelijk Bram van Hengel
(7 t/m 19 april) en Cees de Boer (21 april t/m 3
mei) aan bod, waarna de organisatie het overneemt
met Peter Hettemons, Harry de Vries en Janneke
van der Knaap in mei (5-17).