SwIillllSI
its!aiBiip|$Fi#ei
igpillpfc iiip
Hier en daar is nog wat
koekblikachtig landelijk
schoon bewaard
gebleven. Een
weilandje met wat
koeien en opgeschoten
lammeren die meer
om hun nostalgische
en natuur-educatieve
waarde dan om hun
melk en wol gehouden
worden. Alleen het
verklarend bordje met
'Grazend vee'
ontbreekt.
Cornells Pons
Foto's Robert Colette en
Lambrecht de Waard
Musis 300
GROETEN
Uj
i—
Uj
O
cc
ca
Een gele tram rijdt door mijn herinneringen aan Kethel.
Wat er nog van over is past op een ansichtkaart. Drie
keer flink trappen en je fietst er weer uit. De horizon is
dichtgestapeld, de plekken van mijn jeugd zijn
verdwenen, waardoor herinneringen geen houvast meer
vinden en wegwaaien als losgeraakte vliegers; de gammele
Blauwe Brug, de Witte Bergen van ons Far West met alle
cowboys en indianen, de 'spokebossies' en het roestige
avontuur van baggerbuizen en zuigpompen.
Als plaats is Kethel van de kaart geveegd, de borden zijn
voorgoed verhangen en spreken ontnuchterd van 'Schiedam-
Noord'. De weilanden en akkers rondom Kethel zijn opgerold
als een oud tapijt. Met boerderijen, boeren, vee, boezems,
sloten en knotwilgen en al. Poldermolens veranderden in
cementmolens. Het opgespoten land is volgebouwd,
Groenoord met flats, Spaland met laagbouw die tegemoet
komt aan het ideaal van bijna elke Nederlander: huisje-
boompje-beestje. Bus 40 naar Schiedam ligt op het RET-
kerkhof. De dorpskom met de kerk en de huizen aan de
viersprong zijn er in de botsing met de aanstormende Nieuwe
Tijd met schrammen en kneuzingen vanaf gekomen. Hier en
daar is nog wat koekblikachtig landelijk schoon bewaard
gebleven. Een weilandje met wat koeien en opgeschoten
lammeren die meer om hun nostalgische en natuur-educatieve
waarde dan om hun melk en wol gehouden worden. Alleen
het verklarend bordje met 'Grazend vee' ontbreekt.
Ik kom weer langs Bad Groenoord, bezweken aan een
moderne tropische ziekte. Ik herken het niet terug en fiets
maar door. Denkend aan mijn vriendje Kees, de duivenmelker,
die hier op een hete zomermiddag in juli of augustus, zo'n
middag waarop heel Schiedam zichzelf omkeerde en
uitschudde in het vergeelde gras en het blauwgroene water,
verdronk in het ondiepe. Ik was er zelf niet bij toen het
gebeurde, want ik zat te snoeken met Henkie aan het
opspuitingsmeer in de nieuwe vlakte van baggerspecie,
aangevoerd door dikke, roestige buizen en uitgekotst over de
polder .Wij visten met werphengels en levend aas, wel wetend
dat dat stropen was. Maar de Schrik van Kethel, de 'stille'
hoofdagent Krowinkel op zijn Berini, waagde zich niet in deze
nieuwe wildernis van brandnetels, distels, vreemdsoortige
bloemen en insecten. Dus deden we onbekommerd levende
vorentjes aan onze haken, rookten we Silky of Miss Blanche
en vloekten we telkens als een van ons weer een uitgeputte,
slijmerige snoek op het droge hees. Op die van hitte en
spanning zinderende middag zagen we Peter, de oudere broer
van Henkie, komen aanrennen over de begroeide dijk. Buiten
adem, zenuwachtig lachend en plukkend aan zijn neus vertelde
hij dat ze in het zwembad waren met Kees, die eigenlijk niet
zo'n watertype was. Ze deden wie het langste onder water kon
blijven. Het was heel druk. Toen was het Kees zijn beurt. Met
die vreemde lach die overging in snikken zei Peter 'Kees kon
't het langst, die heeft gewonnen.'
Het wilde maar niet tot ons doordringen dat de duivenmelker