M. Wie met z'n meid gezeten vrijt, Diens euvelmoed Wordt zwaar beboet. Niet met Margootje Of..., Wèl met je grootje! 373 Musis bankjes in de Plantage en in het Sterrebos weg moesten, en dat de rechter een man van 75 jaar die met zijn huishoudster van 70 even in het gras had zitten uitrusten, zou moeten veroordelen, ook al had het brave stel niets onzedelijks gedaan. Nu kreeg Wittkampf zijn zin en werd de vergadering gedurende anderhalf uur in besloten kring voortgezet. Arast. Bock- eD Steendrukkerij, v/h. Ellertnan. Harms e, gebruikende het land voor zekere doeleinden. '-lijk. En nou vort! opgehoepeld marsch! De Schiedamsche Verordening Johan Braakensiek, De Amsterdammer, 28 juli 1912 Atlas van Stolk, Rotterdam Lagerweij legde geëmotioneerd uit dat de commissaris een strengere verordening had gewild, dat de raadscommissie diens voorstel in een gematigder jasje had gestoken, en dat hij nog wel had geprobeerd harde feiten boven tafel te krijgen, maar dat het gebleven was bij de 75 paartjes die veldwachter Didier op een zondagavond tussen de Diefhoek en de uitspanning Van Wieringen geteld had. Didier was die zondagse telling nog niet te boven. De ruwste antwoorden had hij gekregen van de stellen die hij braaf had lopen tellen: 'wees blij dat wij buiten afgaan', 'ben jij je tijd vergeten', 'wij kunnen het niet in de stad doen', 'wij zijn niet zoo gelukkig dat wij een bed hebben'. Zulke uitdrukkingen maakten natuurlijk wel duidelijk waarvoor die stellen daar gekomen waren. Lagerweij begreep ook wel dat de gegevens die hij nu aan de raadsleden verstrekte niet de status van echte rapporten hadden, maar daaraan zouden de raadsleden, na alles wat hij gezegd had, vast en zeker ook geen behoefte meer hebben. Immers, het was overduidelijk, de moraliteit van Schiedam ging achteruit, en dat nog wel 'op onze mooie laantjes en in ons mooie Sterrebosch.' Lagerweij droomde er al jaren van hieraan iets te kunnen doen. Dankzij Scheffers en commissaris Wolffensperger leek het eindelijk zover te zijn en nu werd zijn 'finest political hour' verpest door een Schiedammer 'met een welversneden pen' die een lacherig verhaal het land in had gestuurd, waardoor zijn ferme aanpak van de zedeloosheid het voorwerp van gemakkelijke spot was geworden. Als hij alles van te voren geweten had, was hij hier nooit aan begonnen. Lagerweij (1857) was een emotioneel mens. Toen hij in een verkiezingsbijeenkomst van de Rooms-Katholieke Kiesvereeniging Recht, Plicht, Orde op 11 juni 1922 het woord voerde, bleef hij tijdens zijn rede plotseling dood. Volgens de Nieuwe Schiedamsche Courant in het heetst van zijn betoog! De vrijzinnige huisarts D. Ris Jzn en diens partijgenoot De Jong probeerden Lagerweij te kalmeren door hem te verzekeren dat de linkerzijde van de raad de zedeloosheid in het buitengebied ook afkeurde, maar alleen artikel 13bis niet het juiste instrument vond om dat aan te pakken. Het zou beter zijn als de tekst van de verordening in die zin gewijzigd werd dat onwelvoegelijk zitten of liggen verboden was, en het definitieve oordeel per verbaal aan de rechter werd overgelaten. Het mocht allemaal niet baten, de voorzitter en zijn geestverwanten trokken alle registers open en de verhalen rolden over elkaar. Lager-weij wist te vertellen dat een agent die langs de Vlaardingerdijk reed, op de punt van de dijk, bij sociëteit 'De Vriendschap' twee paartjes in het gras had zien liggen.Toen hij ze vroeg 'Is het al gemaakt', waren ze opgesprongen, en was hij zelf van schrik de sloot ingereden. Het sappigste verhaal kwam echter van het r.k. raadslid Nolet: 'de heeren Ris en Van Westendorp [ook vrijzinnig, SI] zouden in één week overtuigd zijn, als zij zagen wat hij moet zien. Het komt herhaaldelijk voor dat hij van mensen die bij zijn hek in het laantje staan, in zijn warande, hoewel die op een 30 meter afstand ligt, de meest ergerlijke taal hoort. Dat houdt niet eens op, als hij opzettelijk met gedruisch door het grind loopt. Eén geval werd door hem waargenomen, zoo verregaand, dat de menschen royaal man en vrouw waren geivorden.' Nolet woonde aan de rand van het veelbesproken gebied, aan de huidige Burgemeester Knappertlaan. Na ieder verhaal steeg de stemming verder, totdat De Bruin sarcastisch opmerkte dat hij de converstatie in geheime zitting heel gezellig vond, maar dat die zitting alleen bestemd was om de voorzitter de gelegenheid te geven de raadsleden nader te informeren. Hij wist nu dat degenen die dit allemaal hadden veroorzaakt, zelf helemaal nooit iets hadden geconstateerd. Zoveel heisa op grond van niet meer dan horen zeggen vond hij belachehjk. Hij wilde terug tot de zaak. Dat gebeurde, en hoe. Raadslid

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1998 | | pagina 373