a:
Musis 380
HET GELOOF
O-,
CD
CD
Cd
Uj
Hij is er steeds in blijven geloven. En - naar veler
overtuiging - tegen beter weten in. Nauw betrokken
bij de feitelijke opheffing en steeds verder gaande
ontmanteling van Wilton Fijenoord als wat eens één
der grootste en meest imposante
scheepsbouwcomplexen in Nederland was, bleef Reinier
Scheeres er stellig van overtuigd dat er voor de werfinstallaties
vroeger of later toch weer emplooi zou worden gevonden.
Ook toen de ene golf van ontslagen de andere opvolgde en
Wilton Fijenoord met meer kleerscheuren uit de verschillende
scheepsbouwcombinaties kwam die van regeringswege werden
verzonnen - of opgelegd. En hij krijgt gelijk. Met een
voorzichtige opleving van de scheepsbouw in Nederland
krijgen werven belangstelling voor de Wilton-locatie.
Antrekkelijk gelen aan open water. De plannen tot vestiging
van de nieuwbouwsector van de IJssel-Vliet Combinatie zijn
meer dan serieus. Schiedam kan weer hoop hebben.
De Nederlandse scheepsbouw raakte na de tweede helft van
de jaren zestig in ernstig en in een zich steeds sneller
voltrekkend verval. De nijverheid die direct na de Tweede
Wereldoorlog nog werd beschouwd als één van de
belangrijkste en tot in lengte van dagen stabiel geachte peilers
van onze economie, bleek in werkelijkheid aanzienlijk minder
duurzaam dan de meeste van haar producten. De
tewaterlatingen door leden van de koninklijke familie stonden
jarenlang borg voor een volle agenda van hofhouding,
rijksvoorlichtingsdienst, het polygoonjournaal, de bij de
economie of de buitenlandse betrekkingen geïnteresseerde
regeringsfunctionarissen, diplomaten uit alle hoeken van de
wereld, burgemeesters, commissarissen van politie en hun
ondergeschikten, toeleveranciers, onderwijzend personeel en
jeugdwerkers alsmede militairen in alle rangen tussen generaal-
majoor en tweede triangilist van de marinierskapel. In die zin
gaat het niet ver om te veronderstellen dat ook de directe
koninklijke inbreng in de scheepsbouw in die tijd een
substantiële bijdrage is geweest tot het bruto nationaal
product. Zelfs kan begrip worden opgebracht - door wie
achteraf de vele filmverslagen ziet van dit overbelaste
koninklijk bedrijf - dat de huidige vorstin nu zozeer hecht aan
majesteit. Want, wie als 'prinses glimlach' tezamen met al die
duizenden werfarbeiders enige tientallen miljoenen bruto
registertonnen in de vaart heeft gebracht, neigt allicht tot
overcompensatie waar de representatieve staatstaken zich
nadien vooral hebben beperkt tot onderonsjes in culturele
kring.
De jaarlijkse hoedenwedstrijd tijdens prinsjesdag laat zich
immers in het geheel niet vergelijken met bijvoorbeeld die,
door de onvergetelijke waar-de-blanke-top-der-duinenstem
van Polygoons Wim Povel becommentarieerde, feestelijkheden
rond de tewaterlating van de Willem Barentsz II.
Deze gebeurtenis, op het eind van de jaren vijftig vond plaats
op een moment dat de scheepsbouw langs de Beneden Maas
haar gouden tijden beleefde. De dagelijkse uittocht van de
arbeiders van Wilton Fijenoord het daarover geen twijfel
bestaan. Om halfvier kwam de karavaan in beweging met het
vertrek van de tientallen bussen die de pendelaars terug
moesten brengen naar Brabant, Zeeland en zelfs Zeeuws
Vlaanderen. In een lange rij verlieten ze de werf via de enkele,
smalle toegangsweg die naar de Vlaardingerdijk leidde. De
meeste waren al oud, op het aftandse af, en werden door
busmaatschappijen speciaal achter de hand gehouden voor het
vervoer van arbeiders die dagelijks met tienduizenden
afkwamen op het werk op de werven in en rond Rotterdam,
de wederopbouw en de haven.
Een groot aantal had zelfs niet eens meer een opschrift. Die
waren van de sloop geplukt door ronselaars, die aan hun
Brabanders en Zeeuwen grof geld verdienden. Optreden als
koppelbaas voor losse werkkrachten was in de zestiger jaren
een lucratief en door de overheid nauwelijks gecontroleerd
bedrijf.Voor arbeiders van het platteland die van aanpoten
wisten bood de stad werk in overvloed als sjouwer, opperman,
losse werkkracht in de scheepsbouw, fabrieksmeisje,
schoonmaakster of classificeerder. Van werken op contractbasis
was vaak niet eens sprake. Ook 'wilde ploegen' werden
veelvuldig aangeboden. Deze arriveerden op de bonnefooi in
oude stadsbussen en voor personenvervoer omgebouwde
bestelwagens boden zich aan voor elk karwei dat geld
beloofde, al betekende dat een paar dagen 'in de huiden staan'.
Bij Wilton Fijenoord vormden de pendelaars een aparte groep
van wisselende omvang. Meestal werden ze aangetrokken voor
het mindere, maar daarom niet minder noodzakelijke werk,
zoals classificeren, voor zover dat niet door gespecialiseerde
bedrijven werd gedaan, roestbikken, slopen en sjouwen. Werk
waarvoor de mankracht -vanwege de structurele tekorten aan
arbeiders- buiten de werf werd gezocht.
Rotterdam en de werven hadden een traditie op dit gebied. Al
sinds de opkomst van de scheepsbouw op de Beneden Maas
werden de echte scheepsbouwers zelf opgeleid of geworven in
het gebied rond de Lek, de IJssel en de Noord. In deze regio
hadden scheepsbouw, (binnen)sleepvaart en baggervaart sterke
wortels. Alles daaronder werd al sinds de eerste groei van de
grote werkstad betrokken uit het reservoir van werklozen die
van het platteland naar de stad waren gekomen. Al sinds
halverwege de negentiende eeuw werden ze aangelokt door
de inkomsten die industrie en haven beloofden en hadden in
golven gezorgd voor een explosieve aangroei van de stad.
Rotterdam-Zuid dankt er tot de dag van vandaag de bijnaam
'Boerenzij' aan.
Na de Tweede Wereldoorlog was vestiging in Rotterdam voor
plattelanders niet meer mogelijk. De woningnood was er zo
nijpend dat de huwelijksdatum door de huisvestingsdiensten