Govert Visser I 3 c: 387 Musis Zoals gewoonlijk begint de ergernis bij die kleine dingen. Hoewel de groenarchitect ze misschien toch eerder dan de leek herkent als de symptomen van een proces van een verval dat diepere oorzaken heeft. En hij voor de vormen waarin dit verval zich manifesteert, evenveel begrippen kent als de eskimo woorden voor sneeuw en ijs. Je hebt het verval van in onbruik geraakte gebieden. Daar kan de verwaarlozing indrukwekkend zijn door de manier waarop de natuur deze gebieden omhelst en opnieuw een autonome plaats geeft. Inclusief de daarbij behorende grassen en kruiden, de soorten die met elkaar om de hegemonie strijden en de hele insecten en vogelstand die daarbij hoort. Er is het verval van de verarming. Van een uitgeputte bodem waarop de flora zich moeizaam en langdurig een weg terug zal moeten vechten en het verval van een overintensief bezocht gebied. Maar ook ziet de groenarchitect het verval dat z'n oorzaak vindt in desinteresse. Beginnend met een paar uit baldadigheid losgetrokken stenen, een verzakking die niet wordt hersteld, brandplekken van vuurtjes die niet worden geheeld en uiteindelijk het weggegooide huisraad, de autobanden, in de sloot gedumpte olie en verwaaide stukken plastic waar de wind ze maar heeft achtergelaten. Voor dat verval kunnen makkelijk schuldigen worden aangewezen. Het zijn de kinderen uit de buurt en de omwonenden die krijgen aangewreven geen gevoel te hebben voor de natuurlijke waarden in hun woonomgeving. Toch is dat wat al te gemakkelijk gezegd. Want wat zijn dan die natuurlijke waarden, die niet worden gerespecteerd? Zijn dat de kortgeschoren en makkelijk te onderhouden grasgazons? Of worden de natuurlijke waarden vertegenwoordigd door die paar sierheesters of makkelijk te onderhouden struiken. Liefst in overzichtelijke perken bij elkaar gezet en laag bij de grond gehouden om de kosten zoveel mogelijk te drukken? Of worden die stukken land als natuurgebied beschouwd waarop de gemeente haar elders overgeschoten bomen een plek geeft en dat liefst in het IN EEN GROEN,GROEN, GROEN, GROEN DROLLEN, DROLLENLAND bijzijn van de schooljeugd om op die manier te onderstrepen dat zij een ruim hart heeft voor natuurbehoud- en bescherming. Het Land van Ris is zo'n gebied. Een plantsoen dat al stevig in de greep van de verwaarlozing terecht is gekomen. Uit de lage muurtjes zijn de stenen gesloopt, de bestrating is verzakt en losgetrokken, de grassen woekeren tussen de stenen en zullen uiteindelijk het pleit winnen als ze niet met herbiciden worden platgespoten en het hondendrollengazon is zo kort als een voetbalveld maar aanzienlijk gevaarlijker te belopen. Het verval heeft hier - zoals gewoonlijk - een Januskop. Met minieme middelen en met de eenvoudigst denkbare beplanting wordt een plantsoentje gerealiseerd dat bij niemand warmte of interesse opwekt. En dat wreekt zich meteen. De jeugd heeft er niets te zoeken en al helemaal niets te spelen. Dat klimrek en die wipkip zegt ze niets. Wipkippen zijn na de varkens en de leghoenders ook de meest gemaltraiteerde beesten in ons land. Een gaaf exemplaar is zeldzaam. Net zo zeldzaam als een onbeschadigde speelplaats of een klimrek waaraan geen enkel onderdeel ontbreekt. En begrijpelijk. De plaats waar ze meestal worden aangetroffen is alleen op papier kindvriendelijk. Ze weiden op rubbertegels of op speelplekken die met behulp van wildroosters poepvrij kunnen worden gehouden. Als er al water in de buurt is, is dat een vijver zonder oever om aan te spelen en de beplanting van een fantasieloze eenheid die met natuurlijke waarden niet meer gemeen heeft dan dat ze groeit, in het voorjaar groen wordt en in het najaar haar bladeren verliest. In feite kan worden gezegd dat de eerste wortels voor verwaarlozing ook niet in de directe omgeving en bij de omwonenden liggen, al kunnen de directe hoofdschuldigen daar meestal worden gevonden, maar bij de plantsoenendiensten die verantwoordelijk zijn voor de inrichting van deze gebieden. Het Land van Ris daarvan vele tekenen. Want ooit was het een binnenstedelijk natuurgebied waarin iedereen lol beleefde en verwaarlozing nauwelijks kansen kreeg. Aan de achterzijden van de tuinen van de huizen aan de Oostsingel is nog te zien hoe zich hier tot kortgeleden een door de stad ingesloten overblijfsel bevond van de vroegere agrarisch georiënteerde stadsrand. Het Land van Ris was in het oosten van Schiedam niet het enige landelijke overblijfsel. Dat heeft alles te maken met de stedenbouwkundige ontwikkeling van deze woonwijk. Schiedam Oost was in het interbellum ooit voorbestemd om een fraaie, voor hoger- en hoog geschoold personeel opgezette wijk te worden. Het sluitstuk van een ontwik keling tot centrum van scheepsbouw die al tot steeds aantrekkelijker woon projecten had geleid. De Mathenesser- polders die voor ongeveer de helft waren overgedaan aan Rotterdam om de aanleg van de - toen nog prestigieuze - Keile- en Merwedehavens mogelijk te maken, leken zich hiervoor uitstekend te •T-: x- O rri 33

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1998 | | pagina 387