BUIZENGAT
Bert van Bommel
Musis 394
Mijn bijdrage aan de met regelmaat georganiseerde
Vlaardingse cursus Ken Uw Stad betreft de
ontwikkeling van de stedelijke structuur. Die
stedelijke structuur is natuurlijk voor een belangrijk
deel bepaald door de eertijdse maatschappelijke
omstandigheden: de politiek, de ambtenarij, de ondernemers en
de bewoners. Belangrijk in de ontstaans- en
ontwikkelingsgeschiedenis is daarnaast dat deze laat zien dat in
de huidige stadsaanleg nog vele elementen zijn te vinden, die
terug gaan op eerdere situaties, soms zelfs op die van één of
meerdere duizenden jaren terug. Die sporen zijn, bij elkaar
opgeteld, in hoge mate bepalend voor de huidige morfologie
van het stedelijk weefsel. Daardoor is Vlaardingen, als elke
andere stad, op zijn eigen unieke wijze gegroeid. Ook al
hebben zich in andere steden onder vergelijkbare
omstandigheden ook vergelijkbare processen voorgedaan, elke
stad heeft door de uniciteit van de ondergrond zijn eigen
identiteit.
Door de toegenomen mobiliteit zijn inwoners steeds minder in
de stad geworteld. Het aantal Vlaardingers dat zich echt
Vlaardinger voelt is de afgelopen decennia alleen maar
afgenomen. Men is bewoner van het Maasmondgebied, of
Nederlander, Europeaan of zelfs kosmopoliet. Het is steeds
minder gebruikelijk om in een stad geboren en getogen te zijn
en er dan ook nog te blijven wonen.Vroeger was het
nauwelijks verbazingwekkend, als iemand op hoge leeftijd
vertelde, zijn directe woonomgeving vrijwel nooit verlaten te
hebben. Tegenwoordig bestaat dat soort mensen niet meer. De
stad waar men woont is steeds meer een slaapstad, de toevallige
plek waar men zijn huis heeft staan. De stad is steeds minder
thuis, steeds minder het geografische centrum van het
dagelijkse leven. Steeds meer inwoners kennen niet veel meer
van de stad dan de directe woonomgeving, de school van de
kinderen en het winkelcentrum. Betrokken bij de eigen stad
zijn er steeds minder.
Je zou op grond van deze ontwikkelingen kunnen
concluderen, dat de vorm van de stad steeds minder van belang
is. Behalve de plekken waar men verblijft is de stad immers
verworden tot niet veel meer dan de infrastructuur waarover
men zich van de ene naar de andere plek begeeft: een
conglomeraat van voorzieningen. Het idee van de recreatieve
stad heeft door die ontwikkelingen uiteindelijk - zo lijkt het -
nauwelijks meer opgeleverd dan een leuke glossy publicatie van
de Staatsuitgeverij in 1979.Toch blijft de stad, goed beschouwd,
de plek waar heel veel recreatieve activiteiten plaats vinden.
Het besef van die recreatieve en culturele waarde van de stad -
daadwerkelijk en in potentie - lijkt echter af te nemen. Er zijn
plenty mogelijkheden, maar we benutten ze nauwelijks.
Er is geen cultuuruiting waar de mens zo onontkoombaar mee
wordt geconfronteerd als de vormgeving van zijn omgeving, als
stedebouw en architectuur. En de mogelijkheden om met die
cultuuruitingen een aangenaam woongebied, een recreatieve
stad, te realiseren, worden weinig uitgebuit. Dat zou weieens zo
kunnen zijn, omdat we de stad steeds maar weer zien als de
optelsom van woningen, winkels en andere gebouwen, slechts
bijeen gehouden door de toevallig noodzakelijke infrastructuur
daaromheen. Gevolg is dat de stad als verblijfsgebied zo
mogelijk wordt vermeden; het is de omgeving die we, om te
recreëren, ontvluchten. In plaats van het recreatiever maken van
de stad, leggen we buiten de stad recreatiegebieden aan. In
plaats van het uitbuiten van het bestaande, om de identiteit van
de stad te versterken, beschouwen we het bestaande als
belemmerend voor ontwikkelingen, hinderlijke obstakels,
waarover we het liefst eerst een bulldozer moeten laten gaan.
Ik zal de laatste zijn om te beweren, dat architectuur en
stedebouw in hoge mate bepalend voor het sociale leven
kunnen zijn. De overschatting van die invloed heeft geleid tot
ontwikkelingen, die in wijken als de Bijlmermeer tot hun eind
zijn gekomen. Je kweekt geen gemeenschap uit bewoners, door
ze een gemeenschapsruimte aan te bieden. Anderzijds kan de
vormgeving van de omgeving echter wel mogelijkheden
bieden, uitlokken en uitdagen. En de bestaande mogelijkheden,
de identiteiten van specifieke plekken, zijn voor de hand
liggende middelen om dat te bereiken. De identiteit van de
stad en de uniciteit van plekken en gebouwen kunnen worden
gebruikt als een mogelijkheid om aangename stedelijke
gebieden te laten ontstaan en tal van verschillende activiteiten
een plek te bieden. Het middel om inwoners de gelegenheid te
bieden om de stad te bewonen, in plaats van er alleen maar te
wonen.
Was de primitieve landbouwer in hoge mate gebonden aan de
condities van zijn natuurlijke omgeving, ook bij vroege
stedelijke nederzettingen bepaalt vooral het landschap de vorm.
Tegenwoordig zijn vooral bestuurlijke processen,
beleidsbeslissingen en jaren geleden opgestelde plannen van
grote invloed op de vorm die een nieuw te ontwikkelen
stadsdeel krijgt.
Een goed voorbeeld daarvan vormt het Buizengatplan.
Al meer dan twee millennia ligt hier het water. De kreek - de
Vlaarding - is hier in de loop van de geschiedenis omgevormd
tot het restant van de spuikom, de blinde darm van de haven,
die het Buizengat nu is geworden. De oorspronkelijke, oudste
dijk van Vlaardingen naar het dorp Kethel, is in de Kortedijk
nog herkenbaar, maar bij Emaus en Kethelweg verworden tot
niet meer dan een wegtracé. Slechts enkele oude gebouwen,
zoals de molen en wat woonhuizen, geven nog iets te zien van
de latere stedelijke ontwikkelingen.
Van grote invloed op de wijze waarop de geschiedenis in deze
omgeving is af te lezen, waren maatschappelijke
ontwikkelingen en beleidsbeslissingen in de afgelopen
decennia. Het verdwijnen van de hier eertijds gevestigde
scheepswerven en de in het kielzog daarvan uitgevoerde
saneringen hebben tot gevolg gehad, dat er niet veel historisch