397 Musis
ha opgespoten terrein) in uitvoering genomen.
Ontwikkelingen als de bouw van De Bolder en de
herbestemming van de Pelmolen lopen vooruit op de verdere
transformatie van het gebied.
Ten westen van de Buitenhaven vestigde zich aan het begin
van deze eeuw al Levers Zeep Maatschappij; in 1956 werd deze
Unilever-vestiging uitgebreid met het Unilever Research
Laboratorium.Van de havens van de in 1921 gevestigde Eerste
Nederlandse Coöperatieve Kunstmestfabriek en de in 1930
gevestigde NV Nieuwe Matex bestaat alleen nog de eerste. Het
gebied bestaat hier uit de oude Galgpolder en Oost- en
Westpolder en landaanwinning voor de kaden van deze polder
(waaronder de Galgkade).
Ten oosten van de Koningin Wilhelminahaven ligt de
Vulcaanhaven, aangelegd voor de N.V Handels- en
Transportmaatschappij Vulcaan, die zich hier in 1913 vestigde.
Ook het uit 1920 stammende HavenbedrijfVlaardingen Oost
N.V vond een plek aan deze haven. Het meest oostelijke deel
van het gebied dat hèt toekomstige transformatiegebied zal
vormen, is het fraaie sportpark De Vijf Sluizen, van de Bataafse
Petroleum Maatschappij: een landschapspark uit de jaren 1950.
Het park is weliswaar aan enige slijtage onderhevig, maar mag
desondanks als een goed en redelijk gaaf voorbeeld van
parkaanleg in de Wederopbouw gelden.
Behalve door de structuur die in hoofdzaak gevormd wordt
door havenbekkens en industrieterreinen, kenmerkt het gebied
zich door tal van gebouwen, waarvan het ontstaan met deze
ontwikkeling verband houdt. Om ons tot de belangrijkste te
beperken: ten westen van de Buitenhaven bijvoorbeeld ligt de
al eerder genoemde technische school aan de Deltaweg. Ook
het oude gebouw van Unilever Research is een typerend
Wederopbouwgebouw, alsmede het oude deel van het
Deltahotel. Op de kade staat, door een nieuwe functie van de
ondergang gered, de Pelmolen.
De Koningin Wilhelminahaven vormt niet alleen op zichzelf
een historische ruimte van belang, ook een deel van de
bebouwing die daar rond hgt is in verband met de stedelijke
geschiedenis of de architectuurhistorie mogelijk waard om
behouden te blijven.
Merkwaardig is het lage, langgerekte gebouw dat in 1900 werd
gebouwd voor de N.VVerenigde Glasfabriek. Ook het haaks
daarop staande gebouw, oorspronkelijk staande langs de weg
over 'de tunnel', behoorde tot deze - thans bij de ROMI in
gebruik zijnde - industrievestiging. Samen met een aantal
panden aan de Oude Haven vormden de rederijpakhuizen een
nog redelijk compleet en uniek geheel, dat als een gebouwd
geschiedenisboek zo typerend is voor de historische
ontwikkeling van de stad, dat deze goedbeschouwd niet gemist
kunnen worden. De parel van deze kroon wordt uiteraard
gevormd door het grote rederijpakhuis van de
Doggermaatschappij, dat werd ontworpen door de bekende
architect Michiel Brinkman.
Verderop, oostelijk en noordelijk van de Vulcaanhaven, ligt weer
een gebied met een aantal belangwekkende objecten. Behalve
het zo'n zeventig jaar oude, fraaie kantoorgebouwtje bij de
entree van deze haven zijn dat natuurlijk de uit de jaren 1950
stammende gebouwen, zoals het station Vlaardingen-Oost van
Van der Gaast, twee fabrieksgebouwen van Huig Maaskant en
het kantoor van Cincinatti, dat door het bedrijfsbureau van
deze Amerikaanse onderneming werd ontworpen. Uiteraard
mag ook het fraaie, uit 1953 stammende gebouw van S. van
Riet in het Sportpark De Vijf Sluizen, in deze opsomming niet
ontbreken. Beeldbepalend voorVlaardingen zijn verder de grote
portaalkranen aan de Vulcaanhaven. Tot mijn verbijstering is er,
toen van het drietal er onlangs plotseling één was verdwenen,
geen enkele journalist geweest die dit de moeite van een artikel
waard vond. Als voorbode van een onontkoombare
ontwikkeling had deze gebeurtenis toch zeker de voorpagina's
moeten halen. Het gaat hier per slot van rekening niet om een
willekeurig bouwwerk van dertien in een dozijn, maar om een
constructie die het aanzien van de stad domineert. Niet alleen
zijn de portaalkranen het eerste opvallende waarmee
Vlaardingen zich aan van het zuiden komende automobilisten
presenteert, maar ook kunnen de kranen in vrijwel de gehele
stad aan de horizon worden waargenomen.
Dat er als gevolg van toekomstige ontwikkelingen ingrijpende
veranderingen zullen plaatsvinden, is buiten kijf. Als we de
ontwikkelingen zijn gang laten gaan, zullen langzaam maar
zeker alle kranen verdwijnen. Te zien is dat een aantal
gebouwen al een andere bestemming heeft gekregen en veel
gebouwen krijgen een marginale of oneigenlijke functie of
zullen leeg komen te staan, verpauperen en uiteindelijk
gesloopt worden. Wat dan rest is een gebied zoals het
Buizengat: er valt niet veel meer te sturen. Laten we de dingen
op zijn beloop, dan zullen de Vlaardingers na ons enigszins zuur
moeten opmerken dat wij wéér de kans hebben laten lopen
om het bestaande te benutten door er een nieuw, spannend,
uniek en ook recreatief stadsdeel mee te realiseren.
Omdat lang niet alles van de structuur en de bebouwing zinvol
kan worden ingepast in nieuwe plannen moeten er keuzes
gemaakt worden. Keuzes, waardoor dat wat vanwege de
culturele waarde en de mogelijkheden tot herbestemming
behoudenswaardig is, ook behouden kan blijven en dat wat een
belemmering voor ontwikkelingen vormt ook zal verdwijnen
of niet zal ontstaan.
Op andere plaatsen heeft men uiteraard met dezelfde
problematiek te maken. Het integraal voorbereiden van
herontwikkeling van stadsgebieden vraagt om een instrument,
waarmee de waarden die dat gebied op archeologisch en
cultuurhistorisch gebied heeft, in kaart kunnen worden
gebracht. Dat instrument is in 1993 in Utrecht ontwikkeld en
draagt de naam Cultuurhistorische Effect Rapportage
(CHER). Anders dan bij de Milieu Effect Rapportage (MER)
is de bedoeling van een CHER niet om op grond van
getekende plannen het effect te bepalen, maar juist om mede
een basis voor het tekenen van plannen te vormen. Het
vroegtijdig maken van een CHER kan er ook voor zorgen dat
de ontwikkelingen in de overgangsperiode bewust gestuurd
kunnen worden. Uit de CHER zal immers blijken aan welke
structuren en gebouwen waarde voor toekomstige
ontwikkelingen moet worden toegekend.
Bij de ontwikkeling van de plannen voor het Buizengat is in
feite al een soort CHER gemaakt. De studies van de
Historische Vereniging Vlaardingen zijn uiteindelijk uitgemond
in de beschrijving van de historische randvoorwaarden, die
door de gemeente ten behoeve van de planvorming zijn
opgesteld.
Als er een kenmerk van de breuk is, die de plannen rond het
Buizengat vormen ten opzichte van het verleden, dan is het
wel het streven naar het behalen van een zo hoog mogelijke
kwaliteit, door het zo integraal mogelijk benutten van de
mogelijkheden die door de bestaande situatie worden geboden.
De historische randvoorwaarden vormen een essentieel
onderdeel van die plannen. In die zin is er zeker sprake van een
voorbeeldige planontwikkeling, ook al heeft die veel te laat een
aanvang genomen. Op het moment waarop die
randvoorwaarden werden opgesteld, waren langs Havenstraat en
Kortedijk immers de meeste historische gebouwen al lang
gesloopt. Het is nu het moment om te besluiten die fout niet
opnieuw te maken. Ergo: de opdracht voor het uitvoeren van
een CHER van het rivierzone-gebied moet nu de deur uit.