het Kindeke Jezus lag op straat.
145 Musis
meteen het schrift weer pakte met mijn tekst.
Veel later heb ik gehoord dat mijn moeder in die tijd soms
bezorgd was om mijn ernst, die toch eigenlijk veel te groot
was voor mijn leeftijd.
Om een indruk te geven van de sfeer van het toneelstuk 'Het
gastmaal der kinderen' en de zeker niet naar de onbevangen
kinderbek geschreven taal ervan, laat ik hier de hele eerste akte
van het eerste bedrijf volgen. Volgens de regie-aanwijzing stelt
het toneel voor: 'Een hoekje in de kapel van O.L. Vrouw, Zetel
der Wijsheid, in het Dominicanen klooster te Santarem.
Rechts wordt een hoofdaltaar vermoed. Men ziet dit dus niet.
In het midden wat banken, stoelen. Links het beeld van
O.L.Vrouw met het kindjezus naast Haar en wordt door Haar
met één arm omvat, terwijl Het leest in een boek, dat Zij op
Haar schoot houdt. Op den achtergrond deuren naar Sacristie
en tuin. De kloosterleerlingen Alexis en Amable zitten naast
elkaar op een stoel. Voor hen zit pater Bernard op een rieten
stoel. Zij hebben een boek in de handen.'
ALEXIS (lezend): 'Et ait ad illos: quid est quod me quaereba-
tis? Niesciebatis quia in his quae Patris mei sunt oportet me
esse? Et ipsi non mtellexerunt verbum quod locutus est ad
eos.'
PATER BERNARD: 'Vertaal eens, Amable.'
AMABLE (vertalend):'En... hij sprak... tot...'
PATER BERNARD (verbeterend):'Hij zeide tot hun.'
AMABLE: 'Hij zeide tot hun: Waarom... is het... dat... gij mij...
zoekt...'
PATER BERNARD: 'Waarom zoekt gij mij? Is niet?'
AMABLE: 'Ja, pater. Weet gij niet...'
PATER BERNARD: 'Nu: oportet.'
AMABLE:'Dat het noodig was... dat ik...'
PATER BERNARD: 'Dus: dat ik... m' (tracht te helpen door
m-stand van den mond.)
AMABLE: '...moet zijn...'
PATER BERNARD: 'Goed Amable.'
AMABLE:'...m de dingen... die van mijn Vader zijn.'
PATER BERNARD:'Dus: In de werken mijns Vaders. Wie
was zijn Vader dan, Alexis?'
ALEXIS:'God de Vader.'
PATER BERNARD: 'Juist.'
AMABLE (verder gaand): 'En zij begrepen niet... het woord...
dat hij sprak.'
PATER BERNARD: 'Goed, Heel goed. Nu jij lezen, en
Alexis dadelijk vertalen.'
AMABLE (lezend):'Et descendit cum eis... et venit Nazareth...
et erat subditus illis. Et Mater ejus conservabat omnia verba
heac in cordo suo.'
PATER BERNARD: 'Nu jij, Alexis.'
ALEXIS (vertalend):'En hij daalde met hen af... en kwam in
Nazareth... en was onderdanig... aan hem.'
PATER BERNARD: 'En w-s hun onderdanig, hè?'
ALEXIS: 'En... zijn moeder... bewaarde... al deze woorden... in
haar hart.'
PATER BERNARD:'Prachtig. Wij zullen het hierbij laten.
De evangelist voegt eraan toe, datjezus groeide in wijsheid en
jaren en in welgevallen bij God en de menschen. Zóó moeten
jullie ook groeien, kinderen.Vol genade en vol wijsheid. Wat is
dat, genade?'
AMABLE: 'Iets, dat ons uit den hemel gegeven wordt.'
ALEXIS: "En dat God ons voor niets geeft.'
AMABLE: 'Gratis.'
PATER BERNARD:'Juist! Ik ben heel tevreden over jullie.
Voor morgen leeren jullie de onregelmatige werkwoorden en
het hoofdstuk over den doop van Christus.
SAMEN: Ja pater.
PATER BERNARD: Dan mogen jullie nu den turn in, maar
denk er om: niet te veel leven maken!
ALEXIS: Wij gaan broeder Knikkebeen een beetje plagen.
PATER BERNARD: Nee, niet doen. Daar kan hij niet tegen.
Hij is niet zo jong meer en zijn beenen geven hem zooveel
last en moeite. (Van toon veranderend). Maar nu we het toch
over broeder Krukkebeen hebben, herinner ik mij, dat hij er
weer over geklaagd heeft, dat jullie je voeten niet vegen voor
je de kapel binnengaat... en dat jullie kruimels morst als je hier
eet. Kunnen jullie niet buiten eten, als het zoo'n mooi weer is,
net als nu?
ALEXIS: Oh nee, pater!
AMABLE: Oh nee!
PATER BERNARD: Waarom met?
AMABLE: Het is hier bij het Kindje Jezus veel fijner.
ALEXIS: Hij kijkt naar ons als wij eten... en wenkt ons toe.
PATER BERNARD: Je droomt, beste jongen.
AMABLE: Ja... misschien wel... Maar Hij is zoo heerlijk om
naar te kijken, datje... zou denken, dat Hij het werkelijk doet.
PATER BERNARD: Al goed, al goed. Ik zal onzen ouden
broeder vragen of hij geen aanmerking meer maakt, maar dan
moeten jullie voortaan de kruimels oprapen... en je voeten
beter vegen!'
AMABLE: 'Ja, pater.'
ALEXIS: 'Ja, pater.'
PATER BERNARD: 'En nu: spelen!'
BEIDEN (op de knieën):'Geeft ons uw zegen.'
PATER BERNARD (zegent hen):'Ik zegen jullie, en ook jul
lie spelen zegen ik.' (Zij maken een kruisteken en gaan weg.
Buiten hoort men hun kreten).
STEMMEN (buiten): 'Jachtbal! Jachtbal!'
PATER BERNARD: 'Het zijn geen kinderen... engelen zijn
het. Engelen.'
Ik kan het allemaal woordelijk citeren omdat ik het stuk in
bezit heb.Voorjaar 1985 was ik in Limburg voor een reportage
over de voorbereidingen van het bezoek dat paus Johannes
Paulus II in mei aan ons land zou brengen. Ik had een inter
view met een fundamentalistische rooms-katholiek in wiens
boekenkast ik bij ons afscheid een boek ontwaarde met de
opdruk 'Bundel Leekespelen'.
'Kent u misschien ook een spel getiteld 'Het gastmaal der kin
deren'?', vroeg ik de man. En óf hij dat kende - 't was in de
jaren dertig en tot ver na de oorlog een van de geliefdste stuk
ken op het schoolrepertoire, vertelde hij. Ik vertelde dat ik
ooit de rol van het Kind Jezus had gespeeld. Mocht ik de bun
del eens lenen? Maar natuurlijk, beste man. Met het boek aan
mijn borst geklemd verliet ik de Limburgse woning, vastbeslo
ten als Tarcitius om het me door geen heiden of wie dan ook
ooit meer te laten afnemen.
De bundel is uit 1934 en draagt de kerkelijke goedkeuring
'Evulgetur: Warmond, 21 Sept. '34, J.H. Niekel ad hoe dep'.
Hij bevat 21 korte en langere spelen en declamaties. 'Het gast
maal der kinderen' opent de bundel en is tevens het langste
stuk. Het wordt aangeduid als een 'Mysteriespel in 3 acten' en
is geschreven door Henri Ghéon.