Meer dan vooralsnog in
Nederland, heeft de aandacht
voor het microklimaat, het
begroende dak en het
Schwimmdach, ofwel het
moerasdak zich in Duitsland een
breed politiek, economisch en
politiek draagvlak verworven. Dit
heeft er veel mee te maken dat
het milieu in Duitsland nog meer
dan hier een onderwerp is om er
zich politiek mee te profileren.
Begrijpelijk. Waar in Nederland
de (rivier)wateroverlast vooral de
agrarische gebieden treft, zijn het
in Duitsland de drukbevolkte en
overgeïndustrialiseerde gebieden
die jaarlijks door overvloedige
regenval worden getroffen. Hier
is het de Betuwse tuinder die zijn
oogst door het water verloren
ziet gaan. Daar gaat het per dag
om een schade van honderden
miljoenen; een essentieel
verschil.
Het onderscheidt tussen de
betekenis die in beide landen aan
het microklimaat wordt
toegekend is duidelijk voor wie
voor de - overigens fraaie en
sympathieke - brochure over
d'Engelsche Boomgaert in
Vlaardingen een Duits equivalent
zoekt. Dat is er niet. Niet meer,
sinds de bondsdag, de
voornaamste deelstaatregeringen
en stadsbesturen de dak-
begroening, de biodynamische
filtratie van het water,
regenopslag in artificiële
moeraslagen, met een duidelijke
regelgeving en bijbehorende
ruime subsidies over de grens
van liefhebberij naar ecologisch
en economisch aantrekkelijk
uitgangspunt hebben getild.
239 Musis
Tijdens de vakbeurs Grün im Raum die
tegelijkertijd plaatsvond met Europa's
belangrijkste internationale treffen op het
gecombineerde gebied van dak- en
milieutechniek; de Dach und Wand in
Stuttgart, mocht de burgemeester van
laatstgenoemde stad de voorsprong van de
oosterburen nog eens onderstrepen met de
nadere uitwerking van het zeer prestigieuze
project Stuttgart 21.
Onder deze verwijzing naar het volgende
millennium heeft de stad Stuttgart een
ontwikkelingsprogramma opgesteld op basis
van een al jaren eerder genomen besluit dat
in Stuttgart op de snijlijn tussen landschap
en stedelijk gebied geen andere dan begroende
daken zullen worden toegestaan. Het
ontivikkelingsplan Stuttgart 21 gaat echter
een paar reuzenstappen verder. Het voorziet
erin dat de gehele binnenstad zal worden
veranderd in een rustgebied. Daarin worden
de groene vlekken van de grote begraafplaats
nabij het centraal station en de stadsparken
uitgebreid over de daken van de binnenstad.
Tegelijkertijd worden het stationscomplex
inclusief alle spoorlijnen en bijbehorende
faciliteiten die daarbij horen, ondergronds
gebracht. Ook de belangrijke verkeerswegen
verdwijnen onder maaiveldniveau.
Het project baseert zich daarbij op
onderzoeksresultaten van stadsklimatologen
uit Duitsland, de Verenigde Staten en Japan.
Stadsklimatologie is in Nederland een
onderontwikkeld specialisme. Zeker in
vergelijk tot de stand van wetenschap in
landen die te maken hebben met stedelijke
oppervlakken met een structureel eigen
klimaat. Tokyo, Sao Paulo en New York
spreken in dit opzicht het meest tot de
verbeelding. Stuttgart hoort in dit rijtje niet
thuis, daarvan is ook de voorvechter van een
groene stad, burgemeester J. Beek overtuigd,
maar redeneert hij - waar het de
wereldsteden niet zal lukken om de
problemen op te lossen hebben kleinere steden
nog wél de kans om gebruik te maken van de
micro-klimatologische kennis.
Tijdens Grün im Raum deed ook de
Universiteit van Berlijn een duit in het zakje
met de, over een periode van meer dan tien
jaar verzamelde onderzoeksgegevens uit de
groendaken op het UFA-complex in die stad.
Deze daken hebben een totale oppervlakte
van vierduizend vierkante meter en leverden
een aantal vaststellingen die wethouder Kees
van der Windt als een helder klaterend beekje
in de oren zullen klinken.
Het onderzoeksprogramma had tot doel om
objectieve meetgegevens te verkrijgen waarmee
architecten, ecologen, investeerders en lokale
en nationale politici uit de voeten kunnen.
Ook werd bezien of deze gegevens een
grondslag zouden kunnen zijn voor het
ontwikkelen van Europese richtlijnen. Want
het Europese manco is gelegen in het dat de
emissie- en neerslaggegevens in alle Europese
staten anders worden geïnterpreteerd. Een
industriële uitstoot die in Nederlandse
begrippen alarmerend wordt geacht, valt in de
voormalige Oostbloklanden bijvoorbeeld nog
ruim binnen de grenzen van het
aanvaardbare, terwijl het bufferend vermogen,
waaraan Duitsland zeer zwaar tilt door
Frankrijk als onbetekenend terzijde wordt
geschoven.
Gemeten is dat een begroening van mos en
sedum per vierkante meter per jaar circa
vijfhonderd gram stof aan zich bindt. Deze
hoeveelheid komt overeen met een flinke
stofzuigerzak vol. Over het gehele dak
genomen was de opname per jaar ruim twee
ton. Aanzienlijk noemt het team ook het
zuiverend effect op sneeuw- en regenwater.
De daarin aanwezige stoffen konden voor
een belangrijk gedeelte worden teruggevonden
in de filterlagen onder de begroening en de
voedende substraatlaag waarin de begroeiing
wortelt. Door de groendaken werd de
vervuiling van het grond- en nabij gelegen
oppervlaktewater tot een fractie teruggebracht.
Daarbij zorgde het groendak ervoor dat de
totaal afgevoerde hoeveelheid water drastisch
werd verminderd. Met name het effect bij
geringe regenval was opvallend. Afhankelijk
van de precieze weersomstandigheden
vergeleken werden afgifteciffers van het
opgevangen water bij lichte- en zware
regenval werd de emissie tot een kwart
terug gebracht. Dit vastgehouden water kwam
vervolgens door verdamping weer terug in de
atmosfeer. Met als gevolg, een verbetering van
het micro-klimaat ter plaatse op de
goedkoopste en meest aantrekkelijke manier.
In de bijbehorende kostenanalyse werd
becijferd dat het treffen van bouwkundige
voorzieningen die de afgifte van regenwater in
gelijke mate als het begroende dak en het
moerasdak kunnen afremmen per vierkante
ongeveer acht keer zou duur uitkomt.
Hoe sprake is van de opbouw van een
microklimaat kan volgens de universiteit
worden afgeleid uit de toename van het
aantal planten en kruiden. Begonnen met een
mengsel van inheemse planten, werd
gedurende de jaren van nauwkeurig botanisch
onderzoek een toename geregistreerd met vele
tientallen plantensoorten. Hieronder waren
planten die in de drukte op het maaiveld
weinig overlevingskansen hebben, maar in de
rust van het dak uitstekend blijken te floreren
met weer als gevolg, een evenwichtiger
bestand aan insecten en de daarbij behorende
toename van de vogelstand.