311 Musis
te staven liggen er stapels foto's van
incidenteel oplapwerk die aantonen dat
het gebouw als monument tot voor kort
niemands speciale zorg had. Het stond er,
was een huisvestingsmogelijkheid voor
jongeren en daarmee was de kous af.
Die laatste functie wilWoonplus
handhaven en uitbreiden. Vandaar dat is
besloten tot een huisvestingspolitiek
waarin ook de sfeer die de huidige
bewoners in het pand scheppen een
belangrijke rol speelt. Ook het initiatief
waarin de bewoners tot aandeelhouders
in het beheer zijn gemaakt hoort
daarbijPer maand wordt van de huur
een tientje opzij gelegd dat wordt
besteed aan bewonersinitiatieven. Het
plan om gezamenlijk een wasdroger aan
te schaffen is er daar één van en het plan
om de vroegere fontein in ere te
herstellen een ander.
Met dit aandeelhouderschap komt
Woonplus tegemoet aan de wens van de
bewoners om als collectief een stem te
mogen hebben in hun woonzaken en
wordt aan de andere kant aan de
bijzondere status van Het Proveniershuis
een min of meer formele zij het tot
weinig verplichtende basis gegeven.
De aanzet tot de huidige bewoning
werd gelegd vanuit een ideaal dat
kunstliefhebber en de wethouder van
onderwijs en cultuur TruusVerweij-de
Graaff allang koesterde. Aan het eind van
de jaren zestig verhuisden de bejaarden
naar een nieuw, modern onderkomen.
Zij opperde de
mogehjkheid om in
het Proveniershuis
jonge kunstenaars te
huisvesten en hoopte
erop dat in de grote,
bij het huis
behorende ruimten
collectieve
werkplaatsen en een
onderkomen voor
verwante organisaties
zoals de Schiedamse
Gemeenschap, de
Schiedamse Raad
voor Jeugd en
Jongeren en deVW
konden worden
gehuisvest. Toch
werd door de
nieuwe bewoners
niet met plezier
uitgekeken naar de
achtentwintigste
november van het
jaar 1970. Die dag
zou wethouder Eef
Collé de in twee
pandjes gevestigde
Wereldwinkel
openen, hoewel de
gedachten achter de
winkel en de daarin
werkzame
vredeswerkgroep -
naar hij staand op
één van de
parkbankjes
verkondigde - niet
de zijne waren.
De bewoners van
het Proveniershuis
ondersteunden de
vredeswerkgroep overigens wel. Dat zij
desondanks toch niet ingenomen waren
met de vestiging van de wereldwinkel
had een andere oorzaak. Nadat het
Proveniershuis als bejaardenhuis had
afgedaan werd de hof in meerderheid
bewoond door jonge kunstenaars en
studenten en één halsstarrig
achtergebleven bejaarde, die zich
kostelijk amuseerde temidden van al die
jeugd, die achter de statige
toegangspoort een soort flowerpower-
vrijstaat onderhield.
Het idee achter kunstenaarshuisvesting
leefde al heel lang, weet Truus Verweij
zich nog te herinneren. In een tijdvak
waarin collectiviteit, samenwerking en
creativiteit opnieuw een kans maakte,
leek het goed om de draad weer op te
pakken die eertijds succesvolle
kunstenaarscollectieven als Le Canard in
Amsterdam en de Venstergroep in
Rotterdam gedeeltelijk hadden
afgewikkeld. Het monumentale
Proveniershuis waarin woon-, werk- en
expositieruimte volop aanwezig waren,
leek Schiedam de ideale plaats om een
dergelijk initiatief te laten herleven.
De veel praktischer ingestelde Collé, die
volkshuisvesting in zijn portefeuille had
zag in het Proveniershuis echter ook een
prachtige gelegenheid om verenigingen
aan onderdak te helpen. En zodoende
bevonden zich tussen de woonhuisjes
ook vergaderlokalen van sport- en
muziekverenigingen en kreeg de
wereldwinkel zelfs twee pandjes
toegewezen. En daar wrong waar het de
kunstenaars betrof de schoen. Rechten
konden ze nergens aan ontlenen, maar
zonde vonden ze het wel dat hier
kostbare woonruimte verloren ging aan
verenigingen die één, hooguit twee maal
per maand samen kwamen.
Er waren overigens niet veel ambtenaren
die de ideeën van Truus Verweij
ondersteunden. Hans Paalman geloofde
er rotsvast in, maar kon vanuit zijn
positie weinig meer doen dan adhesie
betuigen. Het politiek klimaat was er
ook niet naar om het plan een reële
kans te geven. Volkshuisvester Collé
benadrukte ook te pas en te onpas dat
het wonen in het Proveniershuis wat
hem betrof altijd tijdehjk zou zijn.
Verweij dacht daar anders over. Zij zag
het bewonen van het Proveniershuis als
een deelnemen in een collectief waaruit
mooie dingen konden voortkomen.
Geen van beiden werd door de tijd in
het gelijkgesteld. Een kunstenaarscollec
tief kwam niet van de grond, de Raad
voor Jeugd en Jongeren viel na een
jaartje of wat van heftig vergaderen en
deelnemen aan sensivity-trainingen op
het strand van Rockanje alweer uit
elkaar en de wereldwinkel leidde een
kwijnend bestaan omdat geen koper de
voordeur kon vinden. Maar ook Collé's
tijdelijkheid bleek een illusie. Wie er
woonde, woonde er best. Zolang hij
wilde achter de zware collectieve
voordeur en praktisch vergeten voor de
rest van Schiedam. Ongeveer zo, zoals de
stichters het in 1759 hadden bedoeld.