Musis 346
duiventil. Het kon voorkomen datje
een afspraak had met een ambtenaar en
als je dan ter plekke kwam, kreeg je te
maken met zijn opvolger, die bij de
daaropvolgende afspraak ook alweer
vervangen was. De gemeenteraadsleden
konden besluiten wat ze wilden, het was
vaak aan de direct betrokken
ambtenaren niet eens bekend. Zoals de
suggestie om het Volkspark uit te
breiden richting de Gorzen. De raad
wilde dat idee 'medegenomen' zien in
de planvorming. Maar geen ambtenaar
die zich iets gelegen liet liggen aan dit
raadsbesluit.
Het kon er vreemd aan toegaan in het
bestuurlijk bolwerk van de Jeneverstad.
Het college van burgemeester en
wethouders was niet een team, maar een
verzameling individuen - met ieder een
eigen mening, een eigen richting, het
college sprak bepaald niet met één
mond.
De toestand was van dien aard, dat het
gemeentebestuur zich wijdde aan het
schrijven van een Zelfanalyse. Deze was
onthutsend en bevestigde elk
vooroordeel over bureaucratische
misstanden en richtingloos bestuur. Het
was niet uit masochisme dat het
gemeentebestuur pagina na pagina
zelfkwelling produceerde. Het was een
moetje. Om voor geld uit het Grote-
stedenbeleid in aanmerking te komen
zou de gang van zaken in Schiedam
getoetst worden door de
visitatiecommissie-Brinkman. Deze
commissie zou het ministerie
rapporteren. En om de commissie zo
gunstig mogelijk te stemmen, was het
nodig dat de gemeente Schiedam
zichzelf kritisch onder de loep nam.
Het werkte. De commissie-Brinkman
trof bij haar visitatie een gezelschap
mopperende Schiedammers en een
ruiterlijk door het stof gaand college van
B W, maar nu de ellende was
geopenbaard, kon energiek aan de
verbeteringen worden gewerkt. Daar
was iedereen het over eens. In een
Stadsvisie beloofde het gemeentebestuur
enige maanden later dat eerst oude
beloften zouden worden nagekomen,
waarna, als het vertrouwen van de
burgerij was teruggewonnen, in grote
saamhorigheid aan de sociale
wederopbouw van de stad kon worden
gewerkt, als een frisse doorstart.
Het was niet helemaal duidelijk wat het
college bedoelde met oude beloften die
eerst nagekomen moesten worden, maar
de gemeenteraad wilde geen kniesoor
zijn, het ging om een schone toekomst.
De raad was positief, liefst wilde men
per direct de Zelfanalyse uit het
gepijnigde geheugen schrappen.
Willem Dreesplein
Leegstand op de Hoogstraat
Bovendien stond er geld op het spel. De
grote-stedenpot. De Stadsvisie gaf aan
dat 'nieuw partnerschap' en een 'hoog,
maar realistisch ambitieniveau'
noodzakelijk waren om de stad een
betere positie te geven, maar een meer
praktische uitwerking volgde kort
daarna in het MeerjarenOntwikkelings-
Programma 2000-2004. Het MOP
benadrukt dat het Grote-stedenbeleid
meer is dan een interessante aanvullende
financieringsbron, omdat het wel
degelijk gaat om een economische,
fysieke en sociale revitalisering van
Schiedam, stad met grote armoe, stad
met slappe bodem, dus met forse
funderingsproblemen bij de grote
vooroorlogse woningvoorraad.
Het MOP vraagt tijd. „Tijd om de
noodzakelijke samenhang en continuïteit
te verkrijgen, maar ook om resultaat en
rendement te behalen." Het MOP is
daarom een 'ingroeiprogramma' na een
opstartfase. Daarom zal het MOP nog
worden gevolgd door een notitie
Operationalisering en Monitoring
MOP-Schiedam en inderdaad, na de
Zelfanalyse, Brinkman, Stadsvisie en
MOP begint het duidelijk te worden
dat het vragen om tijd een klemmend
beroep is op geduld, collectief geduld
van de Schiedammers.
Maar in de debatten van 1999 is zo vaak
gerefereerd aan de noodzaak van
interactieve beleidsvorming, dat het de
vergaderaars in de Nassaulaan op 16
november 1999 toch hogelijk verbaasde
dat daar nog niet mee begonnen was.
Want waarom waren dan nog altijd
bezwaarschriften nodig? Waarom kon de
buurt overvallen worden met een
bouwplan zonder dat de gevraagde
gelegenheid om mee te denken was
geboden? Hoe kon het, dat de Gorzen
werd overvallen met hoogbouw, terwijl
al jaren bekend was dat de wijk
laagbouw wilde en zonder dat er
tussentijds over gecommuniceerd was?
Hoeveel tijd eigenlijk, hoeveel geduld,
zou de stad moeten hebben voordat ze
iets kan gaan merken van een wil tot
interactieve beleidsvorming aan de zijde
van het stadsbestuur?
Dit is de meest wezenlijke vraag, wil het
MOP niet in een grap ontaarden. De
raadsleden zullen hierover snel duidelijk
moeten zijn. Vanaf heden is hun
aanwezig zijn in de stad belangrijker dan
ooit. Ze zullen uit de anonimiteit
moeten komen, zullen meer opgemerkt
moeten worden op vergaderingen
buiten het Stadserf, bij wijkactiviteiten,
bij initiatieven van ondernemers en
verenigingen. De raadsleden zullen meer
een ideeënmakelaar moeten worden en
zorgen dat wat er in de stad leeft, alert
beantwoord wordt door een
investerende overheid. Dat is de eerste
en grootste opdracht: de
gemeentebestuurders zullen een coach
moeten zijn om zinvolle suggesties uit
de samenleving snel naar concretisering
te geleiden. Dat vraagt om beduidend
meer geestelijke spankracht dan het
beoordelen en becommentariëren van
ambtelijk voorwerk.
En strikt genomen hoeft dat geen tijd te
kosten. Interactiviteit is in grote mate
een houdingsaspect, staat in het MOP.
De raadsleden zullen hun houding
terstond moeten wijzigen, want het
MOP alleen is onvoldoende om
vertrouwen bij de bevolking terug te
winnen. Met papier krijg je dat nooit
voor elkaar. De raadsleden moeten
gezicht krijgen, aanspreekbaar zijn,
nieuwsgierig naar maatschappelijke
ontwikkelingen, naar activiteiten in
wijken en buurten. Ze moeten
terugkoppelen, zelf óók meedenken.
Interactief wil zeggen dat raadsleden en
ambtenaren ook behulpzaam zijn om de
organisaties in Schiedam te versterken,
tot een hoger niveau te brengen.
Interactieve beleidsvorming is dus méér
dan bewoners en ondernemers bij het
lokale beleid te betrekken. Als dat
inzicht niet doorbreekt, komt het MOP
niet tot z'n recht.
En dat zou zonde zijn. Want wie na zo'n
jaar van pijnlijke zelfanalyse verwacht
zou hebben dat het
meeijarenprogramma slechts een
mooiweerpraatje is geworden om Roger