ft a: Musis 350 —J =3 CC I Uj opzienbarende getallen gelden. Een dergelijke invasie van nieuwkomers moet wel sporen in de bodem hebben achtergelaten. Overal moeten plotseling nederzettingen als paddestoelen uit de grond verrijzen waarbij de materiële cultuur vergelijkbaar moet zijn met dat uit het herkomstgebied. Vreemd genoeg wordt van dat alles niets teruggevonden. In de Betuwe is er zelfs helemaal geen sprake van een bewoningshiaat. Ook de materiële cultuur van de Cananefaten vertoont geen enkele gelijkenis met die uit het Duitse herkomstgebied. Wel zijn er opmerkelijke gelijkenissen met het Friese aardewerk uit Noord-Holland. Deze overeenkomsten zeggen echter nog niets over de herkomst van de Cananefaten, wel over de banden die de oorspronkelijke bewoners, of althans hun leiders, erop na hielden. Als er dan geen sprake is van een massale binnenkomst van Cananefaten, hoe moeten we het verhaal van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus dan interpreteren? Het lijkt aannemelijker dat niet een complete bevolking, maar de leiders ervan hun heil elders zochten. Dit kan met steun, misschien zelfs wel op initiatief van de Romeinse overheerser zijn geweest. De reeds aanwezige bevolking kreeg dan wel de naam van de nieuw binnengekomen leiders, maar behoorde van origine tot een andere bevolkingsgroep. Welke is dan vraag? In een vroegmiddeleeuwse bron wordt het gebied rondVlaardingen aangeduid als 'pago marsum'. De naam marsum lijkt verdacht veel op die van Marsaci, een benaming die door Tacitus werd gebruikt voor een inheems stam. Veel onderzoekers lokahseren deze stam in Zeeland, maar zouden de Marsaci niet de oorspronkelijke bewoners van het Maasmondgebied geweest kunnen zijn? Er zijn in elk geval geen archeologische bewijzen voor een massale binnenkomst van vreemde volkeren. We dienen bovendien te bedenken dat de stammen die door de klassieke schrijvers genoemd worden een simplificatie zijn van de werkelijkheid. Het is maar de vraag of de toenmalige inwoners zichzelf tot een bepaalde stam rekenden. Archeologisch gezien laten stammen zich in ieder geval niet uit het gevonden materiaal destilleren. We kunnen in ieder geval stellen dat we de bevolking in het Maasmondgebied in de Romeinse Tijd mogen aanduiden als Cananefaten, maar dat dit niet meer is dan een Romeins etiket. Op grond van overeenkomsten in het aardewerk kan worden opgemerkt dat de bevolking enige banden moet hebben gehad met de in het noorden wonende Friese stammen. Het aardewerk is ook een belangrijke bron van studie voor de vergelijking met dat uit de Late Ijzertijd.Veel onderzoekers wijzen op de enorme verschillen tussen beide perioden. Het aardewerk uit de Ijzertijd is bijvoorbeeld rijk versierd, terwijl het aardewerk in de Romeinse tijd nauwelijks versiering kent. Ook andere kenmerken van het aardewerk laten een breuk zien in de aardewerktraditie. Op grond hiervan heeft een aantal gerenommeerde onderzoekers verondersteld dat de bewoners in de Romeinse Tijd niet dezelfde etnische oorsprong hebben als die in de Late Ijzertijd. Dit met het verhaal van de verhuizende Eburonen en Cananefaten in het achterhoofd. Wat echter voor het gemak vergeten wordt, is dat de verschillen wel een tijdsbestek van circa twee eeuwen beslaat. Juist in Vlaardingen zijn er echter aanwijzingen dat een aantal vindplaatsen uit de tweede of eerste eeuw voor Chr. kunnen dateren. Opvallend is dat het aardewerk daarvan een overgangsfase lijkt weer te geven. De veronderstelde breuk lijkt dus meer op een geleidelijke overgang te wijzen. Er zullen echter meer vindplaatsen nodig zijn om dit te bewijzen. Het wachten is dan ook op vindplaatsen die met zekerheid te dateren zijn rond het jaar nul. Uit het bovenstaande is gebleken dat het vermeende bewoningshiaat niet aan de komst van de Romeinen kan worden toegeschreven of op het conto van de verhuizende Eburonen en Cananefaten kan worden geschreven. De bewoning lijkt immers reeds ruim een eeuw voor de allereerste Romeinse stapjes in ons land sterk terug te lopen. Bovendien zijn er geringe aanwijzingen dat het deltagebied hier en daar bewoond bleef. Al zou er dan geen sprake zijn van een complete leegloop, duidelijk is wel dat de bevolkingsomvang sterk terugliep. Als dit niet aan de komst van de Romeinen kan worden toegeschreven, wat is dan de oorzaak? Op het bedrijventerrein Hoogstad in Vlaardingen is in dit verband een belangrijke vondst gedaan. Het betreft een damconstructie die rond 175 voor Chr. kan worden gedateerd. Tot op heden is het nog steeds de oudste damconstructie van West-Europa. De vraag is of het een nieuwe oplossing voor een oud probleem betreft. Of gaat het om een nieuw probleem die nieuwe innovaties vereist? Een ding is in ieder geval duidelijk, de aanwezigheid van een dam in de kreek wijst op de noodzaak van waterbeheersing. Blijkbaar is er aan het begin van de 2e eeuw sprake van toenemende activiteit van de kreken. Deze stonden in verbinding met de Maas en waren dus onderhevig aan de getijdenwerking. Dit hoeft echter geen negatieve gevolgen te hebben voor de bewo- ningsomstandigheden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1999 | | pagina 350