11 Musis
Dat was een hoopvol teken, vond De
Groot, voorlopig voorzitter. Nadat hij
uiteen had gezet, welke plannen de
vereniging voor ogen stonden, was van
twijfel bij de aanwezigen nauwelijks nog
sprake. Men besloot over te gaan tot
oprichting van de vereniging welk
besluit met luid applaus werd begroet".
Het bleef niet bij applaus: van de ruim
200 aanwezigen werden er 70 direct lid.
Het eerste succes was binnen.
Nu moesten meer leden worden gewor
ven. In een circulaire werd daartoe op
16 mei 1900 opgeroepen. Aan alle
Schiedammers werd een intekenbiljet
verstuurd. Ook werklieden konden lid
worden, tegen een bedrag van slechts
vijftig cent per jaar. 'Schiedam Vooruit!'
was geen grapje: "Waar nu doodschheid
is, moet leven en vertier komen met
bloei en welvaart als gevolg.". Zelfs de
redactie van de Schiedamsche Courant
besteedde aandacht aan het nieuwe
fenomeen. "Zal Schiedam leven of zal
het een langzamen hongerdood
sterven?", vroeg zij zich in een
voorpagina-artikel op 23 mei af.
De oproep vond bij velen gehoor en het
ledental steeg snel. Op 24 juni werd
opnieuw een algemene vergadering
aangekondigd. Er zou dan een definitief
bestuur gekozen worden. Op dat
moment had de vereniging 441 leden
en 1 donateur, die zich verbonden
hadden van 1 tot 5 jaar. Ook was er al
Hfl. 100,= gulden gedoneerd. Eind juni
1900 hadden zich in totaal 472 mensen
bij de vereniging aangesloten.
Sommige Schiedammers namen de zaak
kennelijk hoog op. Zo werd het Louis
L. van Emden, secretaris van het
voorlopig bestuur van 'Schiedam
Vooruit', kwalijk genomen dat hij zijn
voorgevel had laten schilderen door een
Rotterdams schildersbedrijf. Hij
verweerde zich door aan te geven, dat
de redenen daarvoor zeker niet gelegen
waren op het financiële vlak - er moest
dus wat anders aan de hand zijn. Wat dat
was, liet van Emden in het midden. Hij
hoopte alleen dat het niet de bedoeling
was 'afbreuk te doen aan de kracht die
van de vereeniging' moest uitgaan.
Afbreken, zo concludeerde hij, was
immers makkelijker dan opbouwen.
Overigens handelde de hierboven
genoemde schilder (toevallig?) ook in
sigaren. Wellicht dat hij zelfs de schakel
vormt tussen Van Emden en de firma B.
van den Tak Co., sigarenfabrikanten
te Rotterdam, die in 1904 de exploitatie
van Van Emdens fabriek voortzetten!
Van de gekozen bestuursleden maakten
er vijf bezwaar tegen hun benoeming.
Het definitief bestuur werd daarom
opnieuw vastgesteld. De Groot werd
voorzitter en Van Emden zijn plaatsver
vanger. Th.E.J. Kramers nam het secre
tariaat waar, Arnold Zoetmulder werd
penningmeester. Tenslotte had D.L.
Ingelse in het bestuur zitting. Kramers
zou vanaf 1901 ook zitting nemen in
het college voor de belasting op
bedrijfs- en andere inkomsten, alsmede
het college inzake de grondbelasting en
personele belasting. D.L. Ingelse had in
1898 de gelijknamige machinefabriek
aan de Nieuwe Haven 139 opgericht.
Daarvoor had hij als machinist in een
brouwerij gewerkt. In 1900 ging hij een
vennootschap aan met zijn broer, M.C.
Ingelse. Een mentaliteitsschets van de
heren vormt wellicht het feit, dat wij al
in 1941 als proef de vrije
zaterdagmiddag instelden. De rest van
Nederland moest immers nog tot ver na
de tweede wereldoorlog wachten op de
vrije zaterdag.
Meteen ging het kersverse bestuur tot
actie over: op 11 juli werd een
subsidieaanvraag voor Hfl. 1.300,=
gedaan bij Burgemeester en Wethouders.
Bovendien werd op de vijftiende van
dezelfde maand een advertentie
geplaatst, waarin de vereniging een
geschikte kandidaat voor het
directeurschap zocht.
'Schiedam Vooruit' had geld nodig - veel
geld. Zij stelden in 1900 een begroting
op tot 31 december 1902, waarin zij
uitkwamen op Hfl. 8.757,= aan
geschatte kosten. Met de gevraagde
subsidie kon voor hetzelfde tijdvak op
Hfl. 8.700,= aan inkomsten gerekend
worden. Dan moesten Burgemeester en
Wethouders - en na hen de gemeente
raad - echter wel akkoord gaan met het
voorstel tot het verlenen van die
subsidie - over twee jaar een bedrag van
Hfl. 2.600,=. Burgemeester en
Wethouders waren in principe bereid
aan de Raad te adviseren, voorlopig
voor een jaar de gevraagde subsidie te
verlenen. Met de opmerking echter, dat
zij liever gezien hadden dat de
vereniging iets presteerde, voordat zij
om geld kwam vragen.
Tijdens de betreffende Raadszitting trok
De Groot fel van leer tegen dat argu
ment. De vereniging kon immers geen
daden verrichten, voordat de subsidie
zou zijn toegekend. "Zij kan niet klein
beginnen, doch moet kloek voor den
dag komen.", was zijn steUingname. Bij
de stemming bleek De Groot het pleit
te hebben gewonnen: met grote
meerderheid werd de gevraagde subsidie
verleend. Echter onder de voorwaarden
dat de bijdrage niet zou worden
uitbetaald, voordat de statuten de
Koninklijke goedkeuring hadden
gekregen en dat de vereniging jaarlijks
een jaarverslag, met een rekening en
verantwoording aan de Raad zou
zenden. Die Koninklijke goedkeuring
volgde op 14 september 1900 en werd
de 27ste door de vereniging ontvangen.
Eind augustus heeft 'Schiedam Vooruit'
in Loet de Meyer de directeur
gevonden, die zij zocht. Hij kwijt zich
met verve van zijn taak, getuige de
vlijmscherpe reacties op ingezonden
stukken van Schiedammers, die niet zo
positief staan tegenover 'Schiedam
Vooruit'. Duidelijker nog blijkt zijn
inzet uit het eerste jaarverslag over
1900. Dat boekjaar werd financieel
gunstig afgesloten met een saldo van
Hfl. 1.413,91. Maar niet alleen financieel
was er wat bereikt. Er waren al twee
fabrikanten aangetrokken om zich in
Schiedam te vestigen. Bovendien waren
andere bereid, hun fabrieken naar
Schiedam te verplaatsen. 'Schiedam
Vooruit' behandelde 21 aanvragen voor
panden en terreinen. Ze was met 15
personen en firma's over een eventuele
vestiging in onderhandeling.Verder had
ze nogal wat punten op de agenda staan,
zoals bijvoorbeeld de te hoge schut- en
havengelden, hogere frequentie van het
treinverkeer naar Schiedam en het
verlenen van steun aan de Kamer van
Arbeid ten behoeve van 2 vroege trams
voor het vervoer van werklieden.
Tenslotte werd de nodige aandacht aan
reclame voor de vereniging - en dus
Schiedam - besteed. Er waren al plannen
voor grote reclameborden bij spoorweg
stations. Bovendien was een plattegrond
van Schiedam in voorbereiding bij J.K.
Dominicus. Die zou in juli 1901 in
klein formaat worden geleverd bij een
brochure van de vereniging, om naar
buiten toe een overzicht te geven van de
bestaande toestand en de mogelijkheden
in Schiedam. Men was lovend over het
werkje, dat in de nieuwsbladen als zeer
fraai werd omschreven.
Dat eerste jaarverslag werd door de
gemeenteraad 'voor kennisgeving' aange
nomen en goedgekeurd. Hetzelfde gold
voor het voorstel dat door B. en W. aan
de raad werd gedaan, om de vereniging
ook voor 1901 de gevraagde subsidie
van Hfl. 1.300,= te verlenen. En dus
kon Schiedam vooruit. Tot 1903
trouwens, want dan zijn Burgemeester
en Wethouders voornemens, negatief te
adviseren betreffende de gevraagde
subsidie. "De gemeentebegroting", zo
stellen ze, "vereischt de grootste
zuinigheid en deze [sic!] is niet van dien
aard dat een subsidie van f 1300 aan een
particuliere vereeniging gerechtigd kan
heeten.". De vereniging reageert
onmiddellijk. In een ingezonden artikel
in de Schiedamsche Courant, laat ze