23 Musis
geen marmeren plavuizen liggen en
waarom het nu al zo slonzig aan doet.
En wat het onderzoek van Berenschot
vooral zo steriel maakt, is dat het
museumbeleid klaarblijkelijk wordt
beschouwd als een kosmische
wetmatigheid waarop wij aardlingen
geen invloed hebben. Hét
museumbeleid is summier terug te
vinden in een fasedocument van de
gemeentelijke sector Cultuur, Educatie
Sport en het is een uitvloeisel van
museumbeleid uit vroegere perioden.
Maar dat beleid is nooit uitgebouwd en
aangevuld met formele afspraken tussen
museumdirectie en gemeentebestuur.
Het museumbeleid is te lang door de
plaatselijke politiek verwaarloosd.
Niettemin waren er binnen dat een en
hetzelfde mager geformuleerde
museumbeleid uitschieters, opvallende
momenten, aandacht trekkende
gebeurtenissen. Daan Schwagermann,
die de grondslag legde voor de
exclusieve Cobra-collectie; Pierre
Janssen, die het museum succesvol
opdrong aan de Schiedammers; Hans
Paalman, in hun kielzog iets te vaak
verguisd, maar toch de directeur die
geregeld nationale aandacht op het
Schiedamse museum wist te vestigen,
met de Salons van de Maassteden, met
Konfrontaties, met koninklijke
prijsuitreikingen voor jonge schilders -
en het spannendste aan de episode-
Paalman was dat er altijd wel een relletje
was, waardoor de hele wereld zich met
Schiedam bemoeide, van Gerrit Komrij
en Joop den Uijl tot Jan Blokker en
Berend Boudewijn. Er was wat te doen.
De directeuren daarna vermochten dat
snoezige rumoer niet te bewerkstelligen,
ze gaven het museum een 'vaag profiel',
het was 'gericht op fijnproevers' (wat
een snobistische onzin!), er was 'gebrek
aan focus' - en toch was er al die tijd
hetzelfde museumbeleid, hoe summier
geformuleerd ook. Beleid is
klaarblijkelijk persoonsgebonden.
Berenschot heeft geen ongelijk als het
adviseert het roer om te gooien, maar er
had meer gezegd kunnen worden over
de persoonlijke kwinkslag, de komische
noot, de human touch die ondanks een
beleid nog veel op z'n kop gooit.
Een nieuw beleid immers is zonder
creatieve figuren niet per se beter. En
daarom hadden meer betrokken
Schiedammers geënquêteerd moeten
worden over de invulling en
vormgeving van dat nieuwe beleid. Nu
dat niet gebeurd is en Berenschot uit
het koken van meningen, suggesties iets
te veel aan veronderstellingen gebrouwd
heeft, kan ook bij het vagelijk
gepropageerde nieuwe beleid de vraag
worden gesteld of het Schiedammers zal
weerhouden om op de tram te springen
naar Boijmans. Of is het onderzoek
toegeschreven naar import-
Schiedammers die werkelijk alles van
hun nieuwe city verwachten?
Een stedelijk museum moet een
stedelijk museum zijn: in dit geval,
Schiedams. Dat vraagt conces
sies, uitgaande van het vige
rende museumbeleid, en één
ervan is dat de ambitie om
nationale allure na te streven
wordt verlaten. Dan nog blijven
er ruimschoots mogelijkheden
om nationaal spraakmakend te
zijn. Het is onder Schwager
mann, Janssen en Paalman
bewezen, dankzij hen en soms
ondanks hen. Een Schiedams
museum kan met minder.
De heren van Berenschot
waren dichtbij. Ze zagen de
mogelijkheden met de
Hoogstraat 112: grote zalen,
lichte ruimten, publieksgemak.
Ze zagen de mogelijkheden
van historische tentoonstel
lingen elders in combinatie
met bijvoorbeeld het stads
archief. Maar in het armzalige
lijstje gesprekspartners zaten
iets te veel mensen die nieuw,
nieuw, nieuw wilden. Daarom
geloof ik niet dat de discussie
weer open ligt, zoals waar
nemend directeur Abe van der
Werf veronderstelt. Het streven
naar nieuw, nieuw, nieuw is
namelijk hartstikke oud, maar
dat weten alleen de gezand
straalde Schiedammers