Wim Schelberg 9 Musis Het is wat met Schiedam. Er kan niets er lukt niets: de stad gaat gebukt onder een vertroebeld maar vooral negatief zelfbeeld. Dat was overigens precies honderd jaar geleden niet anders. De moutwijnindustrie beleefde in die dagen haar eerste vervaltijd: de periode van bloei tussen omstreeks 1850 en 1875, zorgde in het laatste kwart van de negentiende eeuw voor een harde klap. De notabele heren stadsbestuurders waren - rustend op de lauweren die de winst gebracht had - ingedommeld. Men was er in de periode van bloei kennelijk niet in geslaagd, de Schiedamse economie een breder basis te geven. Jenever-, maar vooral moutwijnindustrie waren nog steeds de voornaamste kurken, waarop deze mono-economie dreef. Toch was er een voorzichtige omslag merkbaar. Men discussieerde heftig over bijvoorbeeld de nieuwe aftakking van de spoorlijn naar de havens van Rotterdam. Bovendien zouden de havens aangepakt worden en waren er verregaande plannen over de uitbreiding van het Schiedamse drinkwaternet Maar tegenstellingen in de raad werden - vooral toen de moutwijnindustrie gevoelige klappen begon op te lopen - steeds harder. Dus bleef het in veel ge vallen bij discussies. En langzaam had zo tegen het begin van de twintigste eeuw Schiedam een omslag doorgemaakt, waarbij de 'oude' brandersgeslachten min of meer het onderspit hadden ge dolven. Wilde Schiedam in de toekomst nog wat betekenen, dan moest er met beide handen aangepakt worden. Er daagden mogelijkheden. De scheepsbouw zou misschien een oplossing brengen. In de eerste jaren van de twintigste eeuw werd ook alles op alles gezet om de 'redder van Schiedam', August Smulders, binnen te halen. Dat hij de kostbaarste grond van dat moment voor slechts één gulden per vierkante meter in eigendom wilde verkrijgen, mocht niet deren. Hij eiste woningen voor zijn werknemers geen Schiedammers vanzelfsprekend, want die werden door hem als lui en onbekwaam betiteld. Dus werden er in allerhaast woningen gebouwd, waarvoor hij welgeteld een bedrag van dertig gulden in de stichtingskosten bijdroeg. Met ver gunningen voor werfbouw en terrein- gebruik, werd geen rekening gehouden en voorwaarden werden zonder manke ren aan zijn luimen aangepast. Het bestuur had zich slechts te buigen en mocht blij zijn van tijd tot tijd aanwezig te mogen zijn bij de ontvangst van minder eminent bezoek.. Maar men had het er graag voor over om door de familie Smulders slechts neerbuigend te worden behandeld. Immers, met de Werf Gusto, zou Schiedam een tijdperk binnentreden van vernieuwing en een welvaart die tot het einde der dagen zou voortduren. Dat was de overtuiging van het gemeentebestuur; dat schreven de kranten. Wat Schiedam aan eigen kracht en mogelijkheden kon bieden, was niets vergeleken bij hetgeen deze ondernemer zou brengen. Dus verkwanselde het college van burgemeester en wethouders, de kostbare maaskant uiteindelijk voor éénguldentien (de socialisten hadden een dubbeltje winst weten te behalen) per meter en vernederde zich openlijk door Smulders bij hoge officiële ontvangsten te betitelen als de 'redder van de stedelijke economie'. We schrijven 1899 als voor het eerst melding wordt gemaakt hoe het gemeentebestuur zich in het stof boog voor de verrlosser Smulders. Op de kop af honderd jaar geleden dus. In juni 1883 was bij de uitgeverij Nijgh &Van Ditmar al een vlugschrift ver schenen, dat de toestand van Schiedams handel en nijverheid haarscherp analy seerde. De Schiedammers waren inge dommeld, stelde de schrijver ervan. En er was een "macht van onbekwame, zwakke industrieelen" gekweekt. Nog geen tien jaar later verscheen in de Schiedamsche Courant opnieuw een artikel over de economische en sociale toestanden in Schiedam. Die waren op zijn zachtst gezegd slecht, bar slecht. Zo ging Schiedam de twintigste eeuw in. En juist deze slechte sociale en economische toestand was voor enkele Schiedammers aanleiding, een poging te doen om het tij te keren. In de Schiedamsche Courant stond begin

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 9