Hans van der Sloot
I
fi
81 Musis
Natuurlijk valt het te begrijpen dat de commissie voor het
Stedelijk Museum, de Gemeenteraad en de Vereniging
Vrienden van het Stedelijk Museum een nieuwbouw voor het
museum de meest geschikte optie vinden. En het is
verheugend om te moeten constateren dat de cultuur in deze
stad zo'n breed draagvlak heeft dat reeds een enkele, niet
onderbouwde opmerking uit het onlangs gepubliceerde
rapport van Berenschot, tot stichting van een geheel nieuw
museum zal leiden. Kwam onze cultuurwethouder de heer
L. Hafkamp nog niet zo lang geleden met de
doodserieuze opmerking dat Schiedam zich ^*0
met het stadserf in de rij der wereldsteden
had gevoegd, thans doet hij er nog een
schepje bovenop; geheel volgens het
Mitterandsyndroom schenkt hij de stad ;-j jtraSSww
een kunstencentrum dat de voorzieningen
in de wijde omtrek tot panoptica zal
reduceren. Eveneens naar het voorbeeld
van het ontslapen illustere voorbeeld,
heeft de heer Hafkamp lak aan alle
regels van zorgvuldig bestuur en
democratisch overleg. De belofte
allereerst te willen spreken over
het artistiek beleid, breekt hij jflHJ
door deze in z'n JÊÊÊÊm
museumvoorstel nagenoeg te
negeren. Vervolgens laat hij de
raad een voorstel goedkeuren
zonder vooraf te wijzen op de
financiële consequenties en baseert hij
de noodzaak van zijn voorstel op een geregisseerd
rapport dat alleen de mening weergeeft van financieel
afhankelijken. Dus mocht de raad zich conformeren aan
een voorstel dat Schiedam voorstelt als centrum van cultuur
dat hoog boven al het ons omringende uitstijgt. Wat Boymans
van Beuningen? Wat KunstHal? Wat Witte de With? Wat
Filmfestival? Wat Museum van Volkenkunde? Wat Maritiem
Museum? Wat Nederlands Architectuur Instituut? Wat CBK?
Wat Beeldinstituut?..., en wat al die duizenden specialisten die
verspreid over tientallen goed opgeleide staven die Rotterdam
in 2001 tot Europa's culturele hoofdstad denken te
bombarderen? Schiedam realiseert hetzelfde voor een luttel
bedragje van slechts 20 a 25 miljoen. Starke Diekstra heeft zich
dit bedrag enige tijd geleden laten ontvallen.
Berenschot preludeert hierop door en de wethouder geeft
deze bouwsom de schijn van realiteit door deze niet ter
discussie te willen stellen.
Maar hoe komen de onderzoekers nu aan dit bedrag? De
rapporten van Starke Diekstra en Berenschot geven geen
uitsluitsel. Netzomin als ze op andere gebieden met deugdelijk
onderbouwde stellingen komen. Zeker is slechts dat er twee
ton nodig zal zijn, om te onderzoeken hoe en waar een
museum kan worden gebouwd en hoeveel dat zou moeten
kosten.
Voor dat laatste is overigens geen tweehonderdduizend gulden
nodig. Architectuurbladen als Archis en de Architect maken er
een gewoonte van om museale nieuwbouwprojecten
uitgebreid te bespreken en het toonaangevende vaktijdschrift
voor de Nederlandse museumwereld 'Museumvisie' heeft in
elke uitgave de rubriek 'In de steigers'. Hierin wordt tot op de
gulden nauwkeurig opgave gedaan van museale bouw- en
verbouwprojecten. Dat maakt het kennisnemen eenvoudig
voor wie zich een goed beeld wil vormen van
museumconcepten en de daaraan verbonden kosten.
De besomming die Berenschot volgt, na de ongemotiveerde
kostenopmerkmg van het Ingenieursbureau Starke Diekstra is
samengesteld met de behendigheid van rekenaars die alle
combinaties van bestuurlijke ijverzucht en
megalomanie tot in de puntjes kennen en
daaruit feilloos weten af te leiden wat
bestuurders willen horen. De genoemde 20
a 25 miljoen is verkregen door de deling
van de prijs van de gemiddelde museale
nieuwbouw (van een goed renderend
museum) te delen door het gemiddeld
aantal (daar te verwachten)
bezoekers. Het hieruit verkregen
quotiënt is voor Schiedam vervolgens
vermenigvuldigd met de hier door de
1 museumdirectie geprognotiseerde
bezoekersaantallen. Het resultaat
van het (landelijk gemaakte)
deelsommetje geeft een
investering van één miljoen
gulden per duizend (geschatte
bezoekers). De museumdirectie
gokt op een bezoekersaantal van
twintigduizend. De investering wordt
op deze wijze begroot op 20 a 25 miljoen gulden.
Een soortgelijke rekenwijze wordt door
projectontwikkelaars wel vaker gebruikt wanneer een
vergelijking moet worden gemaakt tussen projecten die in
omvang verschillen en die zich bevinden in ongelijksoortige
milieus.Voor sommige projecten zoals woning- en winkel
centra geeft deze rekenmethode een bruikbare hypothese. Ook
daarin kan het misgaan, zie de Nieuwe Passage, maar het is in
ieder geval iets.Voor andere projecten is deze methode echter
geheel onbruikbaar. Een belastingkantoor, een ziekenhuis, een
rechtbank, een museum kun je niet meten naar het aantal
betalende bezoekers en een daaruit af te leiden waarschijnlijke
exploitatiegrondslag, maar naar ruimte, infrastructuur,
bijzondere voorzieningen, technische installaties, ruimtelijke
plaatsing en bouwtijd, om maar enkele factoren te noemen.
HET MITTERANDSYNDROOM