Ik zag het schaam'le kleed, het levensmoe behang
En dacht: "t Zal knokken worden. En de weg is lang'.
Welke vrouw is nog iets waard
Bij de liefde van een paard
Krijtwit
Als Meester Weemoedt eens een uurtje vóór komt lezen,
Zit heel de klas met doodsverstijving in de bank;
En bij: 'Het Jongetje Dat Nimmer Zou Genezen'
Barst een orkaan los van gejammer en gejank.
Zie hoe de kind'ren kwijnend sloffen door de gangen
En hunk'rend loeren naar een koele kapstokhaak,
Terwijl een enk'le al verdachte loopjes maakt
Om zich aan capuchon of mutsje op te hangen.
Is het zijn piepstem? Komt het door zijn dode ogen
Die op twee steeltjes tikken tegen 't brilleglas?
Of is 't de grap dat hij zijn bochel kan verhogen
Tot boven 't bord, onder zijn zwarte pandjesjas?
Hoe komt het dat veel ouders hem niet mogen
Terwijl hij, kind nog, toch zo'n knuffeldiertje was?
97 Musis
Vorig jaar verscheen een nieuwe bundel:
'RijkVerleden'. In deze bundel is al het
werk verschenen dat Weemoedt schreef
na 'Van Harte Beterschap'. Een aantal
gedichten is al eens in druk uitgegeven.
De colofon vermeldt echter: 'Een
belangrijk deel daarvan verscheen nooit
eerder in druk'. In zijn nieuwe bundel
borduurt Weemoedt verder op bekende
thema's, en ook de toon van de
gedichten zal de lezer vertrouwd
voorkomen. 'RijkVerleden' is een
gevarieerde bundel. Lange verhalende
gedichten en korte twee- en
drieregelige woordspehngen wisselen
elkaar af. De inhoud is niet minder
gevarieerd: gedichten over de eigen
jeugd staan naast verzen die een vleugje
cultuurgeschiedenis in zich bergen:
Abélard en Heloïse, Bredero en
Multatuli.
De langere gedichten zijn de meest
overtuigende. 'Vliegend tapijt' confron
teert de lezer met de eigen strijd om
een comfortabel plekje onder de zon:
Uit de middeleeuwse ridderverhalen
kennen we al de gewoonte om na een
strijd eerst de paarden te verzorgen en
pas daarna de gewonde medestrijders,
zodat we niet verbaasd zijn te lezen dat
de dichter verzucht:
In 'De schrik van de Broekpolder' lezen
we over de agenten Pakvis en Haaksma,
die jonge kinderen de stuipen op het lijf
jagen; in 'Alles is projector' wordt het
echec van de geloofsopvoeding
getekend, en in 'In de wolken' onthult
de dichter zijn verlangen naar een
meisje van de Pabo of van de
Bijbelschool in Zeist. Maar hoe knap de
gedichten ook zijn, ze overtuigen niet:
ze gaan het anekdotische niet te boven.
Ze beklijven niet; ze confronteren de
lezer niet met zijn uitzichtloze bestaan.
Wie terneergeslagen is vindt in 'Rijk
Verleden' de nodige troost om de
volgende dag weer opgewekt aan het
werk te gaan, maar de chronisch
ongelukkige zal haken naar zwaarder
medicijn. Daar komt nog bij dat er veel
kaf onder het koren zit: korte gedichtjes
die de lezer opjagen in zijn streven
zwaardere kost te verwerven. Het
mooiste gedicht van de bundel is
ongetwijfeld 'Sombrero', over een man
die vrouw en kind verlaat voor een
bestaan op de prairie samen met zijn
paard.
Maar werkelijk ontroerend wordt de
tekst pas als Weemoedt zelf het
cowboylied ten gehore brengt, bij
voorkeur op een 78-toerenplaat.
Ik kan niet anders dan besluiten met de
wens dat 'Van Harte Beterschap',
aangevuld met het beste uit 'Rijk
Verleden' opnieuw zal worden
uitgegeven, onder een nieuwe
veelzeggende titel - de titels boven de
gedichten rechtvaardigen een aparte
beschouwing en het is om die wens
kracht van woorden bij te zetten dat ik
besluit met een huiveringwekkend
gedicht uit 'Van Harte Beterschap':
Om de instroom van onderwijzers en
leraren in de WAO een halt toe te
roepen hoeft de staatssecretaris van
Onderwijs niet anders te doen dan
elkeen het bovenstaande gedicht toe te
sturen, met het verzoek om iedere
avond voor het slapen gaan de tekst
door te lezen: poëzie is het levenselixer
van de lijdende mens. Lévi Weemoedt is
zijn 'Dichter des Vaderlands'
VOOR DE BINNENKAMER