I s Musis 124 Co CD 00 ex. CO Uj CO Ondanks de vergaande verzuiling waren er in de religieuze bouwkunst van de jaren '50 en vroege jaren '60 enkele gezamenlijke thema's waarover opdrachtgevers en architecten zich bogen. Dit gold met name het eventuele gebruik van een toren, de inrichting van de eigenlijke kerkruimte en de eventuele combinatie van kerkzaal en profane ruimten. Verder wordt veel aandacht besteed aan de toepassing van kunstwerken in ex- en interieurs. Juist in de Wederopbouw is hiervan bij de - voordien veelal decoratieloze protestantse kerkbouw een grote opleving te zien in het kader van een nieuw elan van artistieke samenwerking en liturgische vernieuwing. Vaak werden sculpturen, glazenierskunstwerken, wandschilderingen, wandkleden, of andere versierende elementen een essentieel onderdeel van de architectuur en hadden zij een verkondigende functie, waarbij een voorkeur aan de dag trad voor algemene symbolen als kruis, Christusmonogram of bijbelteksten en voor bijbelse figuren. In het geval van de Opstandingskerk is echter alle opsmuk achterwege gelaten. De toren is meer gedecoreerd (mozaïekkruis, groeven, primaire doch niet meer zichtbare kleuren) dan de kerkzaal (rood/blauwe mozaïekwand bij de entree), maar toch heel sober,. Hoewel ook vele andere kerken uit de jaren '50 worden gekenmerkt door een grote soberheid en gebrek aan ornamenten, is de 'naaktheid' van de wanden en de grote nadruk op de inwendige ruimte van de Schiedamse Opstandingskerk wel opmerkelijk. Dit temeer omdat de kerk geheel in beton is opgetrokken (met één grote glaswand) en in de overkragende doosvorm nauwelijks enige plastiek vertoont. Eenzelfde betonnen kaalheid is te vmden bij de nog geslotener Gereformeerde kerk die Van den Broek en Bakema enkele jaren later in het nieuwe polderdorp Nagele (1960- 61) bouwden (met meer verspringingen in de kubische bouwvolumes)Het zichtbare gebruik van gewapend beton kwam in de vroeg-naoorlogse kerkbouw weliswaar minder veelvuldig voor dan de toepassing van gemetselde wanden, maar werd toch niet geheel geschuwd. J.H. van den Broek (1898-1978) was tijdens de bezettingsjaren lid van de studiegroep Eredienst en Kerkbouw en had in dat kader in 1943 al een studieontwerp van een wijkkerk gemaakt, voorzien van een half vrijstaande toren, gebogen daken en betonkolommen (tekeningen in het NAi; met dank aan Ellen Smit voor deze informatie). Na de oorlog had hij meegewerkt aan het rapport 'Beginselen van Kerkbouw' voor de Nederlands Hervormde Gemeente (1954), nadat hij onder eigen naam reeds zijn ideeën over kerkbouw en moderne architectuur had

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 124