'IV
5
Musis 126
2?
2?
Qc
co
Is er een tijdperk ten einde nu de
vertrouwde VSB-bank Schiedam
Vlaardingen samen met de banken
Mees Pierson en de Generale Bank
verder gaat als Fortis Bank? Of
verandert er eigenlijk weinig met deze
volgende stap in de evolutie van de
aloude stadsspaarbank naar een
geavanceerd bancair instituut op
nationaal en internationaal niveau?
En...., hoe groot is eigenlijk de afstand
tussen die plaatselijke banken die aan het
begin van de negentiende eeuw in
Vlaardingen en Schiedam werden
opgericht en de 'nieuwe bank met
kleur'. Die afstand lijkt groter dan in
werkelijkheid is. Tenminste als niet
alleen wordt gekeken naar de
verschillende naamswijzigingen, maar
naar de ontwikkeling van het
bankwezen in Nederland. Want ook de
spaarbanken anno 1820 in Schiedam en
anno 1823 in Vlaardingen, zijn niet
helemaal die plaatselijke instituten die ze
voorwenden te zijn. En denken aan de
spaarbank als een bezadigd instituut van
spaarzin en deugdzaamheid, klopt al
helemaal niet met de feitelijke
ontwikkeling. In de loop van grofweg
de eerste helft van de twintigste eeuw
heeft de bank zich toegelegd op het
actieve sparen. Hiermee is de vorm van
sparen bedoeld die teneinde enig geld
achter de hand te hebben om daar later
leuke liefst verstandige dingen mee
te kunnen doen. De inhoud die het
begrip 'sparen voor later' kreeg had alles
te maken met belangrijke veranderingen
in het consumptiepatroon, maar ook
met het ontstaan van een sociale
wetgeving die het sparen als financiële
zekerheid in geval van ziekte of
ouderdom allengs overbodig maakte.
Het begrip luxe deed z'n intrede en na
de eerste wereldoorlog richten de
banken zich meer en meer op de
consument die spaart voor een
nabijgelegen, welomschreven doel.
Een bank is in de economische
ontwikkeling bij uitstek een trendvolger.
Dat geldt voor Fortis, dat gold ook voor
de alleroudste spaarbanken. De huidige
economie vraagt van de burger een
grote mate van soepelheid, van
financiële verantwoordelijkheid en
eigenlijk ook van kennis. Zelfs de
krantenbezorger van nu heeft een
gescheiden rekening voor studie en
salaris voor reservering (nog altijd
spaarrekening genoemd) en als het even
wil wat langlopende obligaties.Voor
werknemers ligt het al niet anders.
Salarissen wordt bancair verwerkt en
niet zelden binnen financiële structuur
waarin hypotheken, vaste lasten en
verzekeringen, belastingteruggaven en
financieringen zijn verwerkt. De bank
heeft zich ontwikkeld tot financieel
dienstverlener en adviseur, in welke
functie twee feitelijke tegenpolen elkaar
in evenwicht moeten houden. De ene is
die van de collectieve garantie die voor
alle cliënten, particulier en zakehjke
onverkort en in gelijke mate geldt, de
andere die van de individuele vrijheid.
In de ontwikkeling van Spaarbank anno
het begin van de negentiende eeuw, tot
Bondsspaarbank tot VSB-bank en nu
Fortis Bank zien we de economische
ontwikkeling van de samenleving en
tevens de sociale en maatschappelijke
emancipatie.
De spaarbanken hebben hierin een
belangrijke rol vervuld, naast de
collectieve verzekeringen en de
arbeidersbeweging. Hun geschiedenis
vertoont ook dezelfde diversiteit. Er
waren algemene spaarbanken,
volksbanken, volkskredietbanken,
confessioneel georiënteerde banken en
branchegerichte banken. Uiteindelijk
hebben samensmeltingen ervoor
gezorgd dat plaatselijke en regionale
samenwerkingsverbanden tot stand
kwamen, harmoniseringen konden
worden doorgevoerd en dat specifieke
doelstellingen konden worden omgezet
in een algemene bancaire
dienstverlening die veel verder reikt dan
de enge doelstelling van sparen of het
bewaren van geld en kostbaarheden voor
later.
In deze gehele ontwikkeling was de
bank steeds het instituut dat voorzag in
de financiële vragen van dat moment.
Dat geldt voor de Fortis Bank, maar dat
gold evenzeer voor de Spaarbanken
anno 1820 en 1823. De huidige bank
treed haar cliënten tegemoet met
begrippen als vermogensopbouw en
innovatief denken op dit gebied, met
oplossingen op lange termijn,
degelijkheid en soliditeit als
uitgangspunten voor onconventioneel
bankieren, een continue bereikbaarheid,
hypothecaire dienstverlening, afdekken
van beleggingsrisico's, verzekering en
financiering in alle denkbare
combinaties met assureren en sparen.
De negentiende-eeuwse spaarbanken
kenden slechts één vorm van financiële
dienstverlening voor de gewone burger;
sparen. Maar toch was dit instituut in
haar tijd even modern en gedurfd als
eerste vorm van collectief kapitaalbeheer
en zekerheid voor de gewone burger.
De enige meer verbreide vorm van
zekerstelling was de bussche, ook wel de
ziekenbussche genaamd. Deze busschen
waren collectieve fondsen die binnen de
in de achttiende eeuw nog bestaande
gilden werden opgebouwd en waaruit
zieken, maar ook behoeftigen en
weduwen een kleine uitkering kregen.
In de Franse tijd werden de gilden
opgeheven, waarmee ook deze private
fondsen werden beëindigd. Het was de
uit het tijdperk van de Verlichting
stammende Maatschappij tot Nut van
het Algemeen, die het maatschappelijk
nut van de ziekenbusschen onderkende
en die ter vervanging daarvan in al haar
plaatselijke afdelingen initiatieven nam
tot oprichting van een spaarbank. Aan
het sparen voor luxe-uitgaven werd
allerminst gedacht. Doelstelling was het
verschaffen van bestaanszekerheid.
Hoewel de naam steevast 'spaarbank'
luidde, lag de nadruk op verzekering in
geval van ziekte, arbeidsongeschiktheid
en ouderdom. Opname van
spaartegoeden voor andere doelen was
ook niet zonder meer mogelijk. Lange
w 68!
tijd vroeg het bestuur verantwoording
en bezat het recht een opname te
weigeren als de reden hun niet
'weigevoeglijk' voorkwam. De
spaarbanken stonden onder toezicht van
een plaatselijk bestuur, maar vertoonden
in hun doelstellingen en uitoefening van
hun taak een grote mate van