Adriaan de Regt stelt en zou
dit kunnen baseren op
gedegen onderzoeken op
dit gebied, dat een stad van
75.000 inwoners alle recht
heeft op alle eigen
voorzieningen op
maatschappelijk en
cultureel gebied. Het begrip
perifere gemeente kan
namelijk ook positief
worden vertaald.
Musis 130
een positief vestigingsklimaat heeft door
middel van culturele activiteiten'. Dit is
een wat merkwaardige paardensprong
op het veld van de redenatie, waarvan er
wel meer in het MOP worden
gevonden; een positief vestigingsklimaat
als culturele exponent en omgekeerd.
Het is de periodieke rapportages van
makelaars kennend - geen houdbare
stelling dat huizenkopers in belangrijke
mate worden aangetrokken door het
cultureel klimaat. Beschikbaarheid en
haalbaarheid zijn de belangrijkste
motieven. Vaak kennen nieuwe
bewoners de stad maar oppervlakkig.
Maar, als we het eens simpel proberen te
zeggen: Schiedam is een zelfstandige
gemeente met een herkenbare en
karakteristieke eigen kern, een
autonome geschiedenis, maar met heden
ten dage een perifere economische,
sociale en culturele structuur. De meeste
hier voorkomende problematieken
houden daarmee rechtstreeks verband, of
we dit nu leuk vinden of niet. Men
vindt de daarmee verband houdende
karakteristieken terug op alle gebied,
van welstand tot werkgelegenheid, het
lage opleidingspeil tot en met de
verschralende winkelstand toe. Cultureel
liggen de kaarten al niet anders. De
Regt realiseert zich dat terdege en komt
er in het gesprek ook enige malen op
terug; Schiedammers hebben in
Rotterdam schoolgegaan of gestudeerd,
ze werken er, gaan er naar de markt,
hebben abonnementen op de
Doelenconcerten, bezoeken er musea,
zijn lid van de Rotterdamse bibliotheek,
komen er vaak in het uitgaanscentrum,
zijn er toeschouwers bij evenementen
en havendagen, zwaaien met hun
aanstekers bij André Hazes, kiezen hun
meubels in Alexandrium II en doen hun
wekelijkse boodschappen bij de Konmar
in Oosterhof.
Dat perifere karakter houdt in het
geheel niet in dat in Schiedam maar
niets moet of zou kunnen gebeuren.
Integendeel. Adriaan de Regt stelt en
zou dit kunnen baseren op gedegen
onderzoeken op dit gebied, dat een stad
van 75.000 inwoners alle recht heeft op
alle eigen voorzieningen op
maatschappelijk en cultureel gebied. Het
begrip perifere gemeente kan namelijk
ook positief worden vertaald.
Schitterende voorbeelden waartoe een
realistisch onderkennen van perifere
kwaliteiten kunnen leiden zijn
natuurlijk de Kop van Zuid, de
Entrepothaven en het restauratie- en
revitaliseringsplan Delfshaven. Noodzaak
is alleen dat we in het maken van
Schiedamse plannen niet moeten doen
alsof Rotterdam mijlenver van ons
verwijderd is. De Regt is enthousiast
over de plannen voor een
architectuur/communicatiecafé: Hij stelt
zich er veel van voor voorwat betreft de
inbreng van de deskundige kennis in de
ontwikkeling van Schiedam.
Architectencafé's in steden als
Rotterdam, Dordrecht, Delft, Leiden en
natuurlijk Amsterdam werkt zoiets
voortreffelijk. Die voorbeelden noemt
hij inspirerend.
Tot de kenmerken van de perifere stad
hoort ook, dat het zicht op de
verhouding tussen eigen karakteristieken
en die van de grootstad door
demografische en economische druk
vervagen. Datzelfde probleem wordt in
Nederland ook waargenomen in
Rijswijk en Amstelveen, Voorburg en de
Eindhovense randgemeenten. Dit leidt
ertoe dat enerzijds hoog wordt
opgegeven van de 'eigen' cultuur, want
niemand loopt graag met z'n
identiteitsproblemen te koop. Anderzijds
is het even typerend dat dit 'eigene' in
de praktijk zelden wordt gerespecteerd.
Ook daarin vormt Schiedam geen
uitzondering. Op de welkomstborden
ontbreekt één van Schiedams
belangrijkste monumenten.Vergeten
door een niet Schiedamse bevoegde. De
stad afficheert zich met 'wonen tussen
metropool en dorp'; bedacht door een
externe kracht. Het op zichzelf
belangwekkende ontwerp van de
Branderspoort radeert met bruut geweld
het tere silhouet van Grote Kerk en
stadhuis uit de hemel. Noch de
architect, noch zijn principalen hebben
zich de moeite getroost van kennisname
van de geschiedenis van dit stukje
Schiedam, noch kenden het uit eigen
waarneming. Al evenzeer tekenend voor
het gebrek aan eigen cultureel
bewustzijn spreekt uit de manier waarop
met waardering werd onderschreven dat
Jan des Bouvrie in de ontwikkeling van
zijn plannen met de Korte Haven niets
te maken heeft met die plaatselijke maat
en de opdracht om af te zien van de
verhoging van het Roelantsgebouw
slechts gegeven heeft om geen
vertraging op te lopen bij de opening
van zijn meubelzaak. Hij heeft z'n
verlies genomen, sprak de
verantwoordelijke wethouder. Geen
woord over het gelukkige behoud van
monumentale waarden op het
kwetsbaarste gedeelte van de Schiedamse
binnenstad, geen syllabe waaruit afgeleid
kan worden dat het stadsbestuur zich
haar verantwoordelijkheid ten aanzien
van het stadsbeeld ook maar een
seconde heeft aangetrokken.
In het gesprek met Adriaan de Regt
duikt steeds de slotconclusie op van de
gezaghebbende publicatie van Myriam
Jansen-Verbeke 'Le Tourisme culturel
dans les villes historiques' (Le Tourisme
et la ville, experiences Européennes,
1998).'Het bouwkundig erfgoed
ingebed in het stedelijk systeem is, met
name in historische steden, ongetwijfeld
een belangrijke drager van
cultuurtoerisme, maar niet de enige
voorwaarde om op die markt te kunnen
concurreren. Eigentijdse culturele
activiteiten en expressies, evenals
(cultuur) evenementen bieden
aanvullende kansen om een stad tot een
aantrekkelijke bestemming te
ontwikkelen voor de 'cultuurtoerist'.
Dat is een waarheid als een koe en wie
deze stelling over de cultuurpassage in
het Meeijaren
Ontwikkelingsprogramma legt, ziet