131 Musis
onmiddellijk de overeenkomsten.
Gesproken wordt over historische
gebouwen, aangespoord wordt tot het
culturele evenement als toeristische
trekker. Eén element bhjft daarbij buiten
beschouwing; de identiteit van de stad
die toch de drager moet vormen voor
alle plannen. Het begrip wordt wel
aangestipt, maar niet gedefinieerd. Het
bhjft bij algemeenheden als 'cultuur is de
uitingsvorm van de som van mensehjke
activiteiten in interactie met de
omgeving. Deze activiteiten en
interactie (de software) zijn minder
grijpbaar, maar vormen uiteindehjk de
cultuur van de stad'. Dit bezwaar kan
natuurlijk makkelijk worden
ondervangen door het gebrek aan
theoretische basis compenseren met een
veelheid aan activiteiten. De Regt wil
niets bever. Maak een praktsich start en
bouw vandaaruit aan theoretische
kennis. Het moet bruisen in de
Schiedamse cultuur, er moeten projecten
worden aangepakt, bevolkingsgroepen
bijeen worden gebracht, initiatieven
worden beloond en individueel
enthousiasme worden gebundeld. De
Regt doet ook niet anders. Waar
mogehjk voorziet hij nota's en studie
van een cultureel supplement, geen
groep wordt door hem toegesproken
zonder dat hij wijst op de
mogelijkheden en noodzaak van
culturele interactie, geen onderwerp
wordt aangesneden zonder ook het
culturele kader erin te betrekken. Hij
onderkent ook dat het grootste gevaar
schuilt in de gedachte dat Schiedam op
cultureel gebied moet concurreren met
de omringende gemeenten. Grappig
genoeg trapt ook De Regt in de
culturele passage van het MOP in de
valkuil, gaat waar hij schrijft 'Voor veel
mensen is het Filmhuis de locatie waar
een eerste kennismaking met de niet
commerciële film plaatsvindt'. Het is
een in dit licht kenmerkende
verschrijving. Wie het pubhek van het
Filmhuis kent weet dat de meeste
bezoekers filmische diehards zijn.
Dezelfden die hun passepartout tijdens
het Filmsfestival Rotterdam tot op de
rand consumeren. Want zo ligt het nu
eenmaal in een perifere gemeente. Met
als veelvuldig gevolg dat plannen
verschijnen zoals het MOP dat aan één
stuk door hamert op toeristische
potenties en een toekomstperspectief
waarin Des Bouvrie Schiedam komt
vertellen hoe de wereld eruit ziet. Het
gevaar dat hierin besloten hgt is
levensgroot. Levensgroot omdat de
gehele karakteristiek van de stad zoals
deze verankerd hgt in haar voorkomen
en geschiedenis, in dit toeristische
model niet langer wordt beoordeeld op
haar monumentale en historische
waarde, maar op een aanname van de
verkoopbaarheid ervan. Het bhjft daarbij
natuurhjk hartverwarmend met welk
enthousiasme daarnaast gesproken wordt
over de cultuur, de rol die deze binnen
de gehele stedelijke gemeenschap heeft
en de mogelijkheden die aan actieve en
passieve cultuurbeoefening moeten
worden geboden. Maar in één zin
schetst De Regt, die de cultuurkaart van
Zuid Holland jarenlang vanaf provinciaal
niveau heeft bestudeerd en heus weet
hoe de grenzen lopen, toch precies het
meest kardinale punt; 'Schiedam is
ontegenzeggehjk deel van het stedehjk
weefsel van Rotterdam'. En verdorie
juist aan die ene zin wordt nergens meer
aandacht besteed. Terwijl deze toch
cruciaal mag worden genoemd, waar het
gesprek gaat over cultuur, over toerisme
en het stimuleren van initiatieven en
over het ruimhartig (overeenkomstig het
bevolkingsaantal van bijna
tachtigduizend zielen, zoals De Regt
benadrukt) bieden van faciliteiten aan de
eigen bevolking.