De Koningin Wilhelminahaven heeft haar eigen museum. Of..., museum is eigenlijk het woord niet. De toevallige Matthijs A. Struijs bezoeker zal het ook niet meteen als zodanig herkennen. Want in eerste aanblik is het Café van Toor aan de haven een bruine kroeg zoals je er zoveel aantreft in de stadscentra en in de buurt van oude havens; een zaak voor een goede bak koffie en een glas bier dat vlot en met vakmanschapschap wordt getapt temidden van een overdaad aan maritieme associaties die reiken vanaf de obligate reddingboei, scheepskompassen tot aan de krijsende papegaai in de hoek Pas bij nadere beschouwing wordt duidelijk waarin Van Toor verschilt met de gemiddelde branchegenoot. Het interieur is - afgezien van de bijgeplaatste tafels en stoelen - nog steeds de inrichting van de vroegere winkel in scheepsbehoeften in de meest uitgebreide zin. De voorwerpen zijn allen afkomstig van de Vlaardingse visserij en bijeengebracht, inclusief alle persoonlijke herinneringen en verhalen. Alleen op deze basis valt vanuit Café Van Toor een boek te schrijven. De foto's aan de muren zijn in meerderheid ook foto's van de Koningin Wilhelminahaven in verschillende stadia van aanleg en uitbreiding, met de meterbrede rijen haringvaten, de pakkerijen en drogerijen in vol bedrijf, de drogende netten en schepen in onderhoud of in ruste. Wie met eigen ogen wil zien hoezeer de Koningin Wilhelminahaven de trots van Vlaardingen vertegenwoordigde, hoeveel volk van binnen en buiten Vlaardingen een vlaggetjesdag op de been bracht en hoe de eerste jager werd ontvangen, vindt op de hoek van de Wilhelminahaven de complete documentatie aan de wand. Met die vele tientallen foto's, de met knoestige vissershanden gekonterfeite schepen, de boord- en vaartherinneringen om zich heen, valt het niet moeilijk om zich een voorstelling te maken van de Koningin Wilhelminahaven als grootste vissershaven van Nederland en de trots van Vlaardingen tot in het begin van de tweede helft van de twintigste eeuw. Met de eerste aanleg van de haven werd in 1895, na tien jaar van onderzoek, vragen in de raad en debat over de noodzaak van de haven - waarvan niet iedereen overtuigd was- een aanvang gemaakt. Een belangrijke aanleiding was niet het ruimtetekort bij het havenen van de Vlaardingse visservloot, maar het bieden van een ligplaats aan Scheveningse vissers. Scheveningen beschikte tot het eind van de negentiende eeuw niet over een eigen haven. De Scheveningse platbodems liepen in het visseizoen op het strand om vervolgens bij eb te worden gelost en bij vloed weer zee te kiezen. De voltooiing van de Wilhelminahaven vond rond 1904 plaats. Scheveningen had toen zojuist een eigen haven laten graven, maar het doorzetten tot verruiming van de haven werd door Vlaardingen toch doorgezet vanuit de gedachte dat de toename van de stoomvaart niet aan de Vlaardingse vissers voorbij zou gaan en bovendien werd voorzichtig gekeken naar de mogelijkheden die de haven aan de handelvaart zou kunnen bieden. Haar naam ontving de haven die tot dan gewoontjes Nieuwe haven werd genoemd, in het kroningsjaar 1898. Aan de geschiedenis van de haven heeft Matthijs A. Struijs in de Vlaardingse monografiereeks 'Netwerk' - waaruit bijgaande samenvatting - diepgaand aandacht besteed. In 1884 begon in Vlaardingen behoefte te ontstaan aan een tweede haven voor de visserij. De oorspronkelijke haven, de huidige Oude Haven, werd te klein. Niet alleen voor de vele vissersschepen, maar ook voor de bedrijven, die langs die haven de gevangen haring verwerkten en ze in pakhuizen opsloegen, begon ruimtegebrek te ontstaan. Binnen de gemeente Vlaardingen kwam de behoefte aan een tweede haven voor het eerst ter sprake tijdens de gemeente- geprojecteerde spoorbaan was gelegen, om daar in eerste instantie een terrein te hebben om haring en vis op te slaan. Later wilde Pot, als daar behoefte aan was, op het terrein stenen pakhuizen bouwen. Het raadslid Van Buuren van Heyst, die zeer nauw bij de aanleg van de spoorlijn was betrokken, vestigde er echter de aandacht van de gemeenteraad op, dat meer naar de toekomst moest worden gekeken, dan naar het heden. Niet alleen wat de uitgifte van grond in erfpacht 'Slaperskade' de dijk om de vroegere Buitenweide van de ambachtsheren, ter plaatse van de huidige le Van Leijden Gaelstraat. Indien de nieuwe haven aan de zuidzijde van die kade zou worden gesitueerd, dan moesten de eventuele pakhuizen van Pot weer worden gesloopt. Omdat Pot grond vroeg ten noorden van de geprojecteerde spoorbaan, dacht Van Buuren van Heyst kennelijk aan een haven tussen de huidige Maasstraat en de leVan Ley den Gaelstraat in, met een flinke straat tegen EEN VLAARDINGSE HAVEN VOOR SCHEVENINGSE BOMMEN raadsvergadering van 2 september 1884. Juist in die tijd was het tracé van de nog aan te leggen spoorbaan Rotterdam- Maassluis bekend geworden, op de plaats waar die nu nog ligt en op grond daarvan vroeg de reder en scheepsbouwer Joost Pot een terrein in erfpacht aan, dat ten noorden van de van de terreinen rond de spoorbaan betrof, maar ook de havenuitbreiding. Hij stelde niet alleen dat de behoefte aan uitbreiding groot was, maar gaf ook aan dat die nieuwe haven in ieder geval aan de ene of aan de andere kant van de 'Slaperskade' zou moeten komen. Waarschijnlijk bedoelde hij met de de touwbaan aan, die dan aan weerszijden bebouwd kon worden. De overtuiging dat er een tweede haven bij moest komen was dus in 1884 al duidelijk aanwezig, maar het zou nog 10 jaar duren eer de plannen werden verwezenlijkt. Men ging ervan uit dat de aanleg van 145 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 145