f2
3
Musis 158
Tijdens de oorlog woonde P.A. Jaeger (1887-1950) met zijn gezin aan de Sportlaan 6 in het
voormalige Vlaardinger Ambacht, ongeveer 50 meter van de hervormde Bethelkerk. Hij was hoofd van
de Prot.Chr. Wilhelmina School aan de Wilhelminastraat en ouderling in de Bethelkerk. Jaeger geloofde
heilig in het geschreven woord. Alles wat hem trof, schreef hij op. Citaten van schrijvers, uitspraken en
verhandelingen van predikanten, gedachten die voorbij kwamen, en dingen die gebeurden, hij
vertrouwde ze toe aan losse vellen papier. Later herschreef hij zijn aantekeningen in
schoolschriften. Hij heeft de oorlog van dag tot dag bewust beleefd. De eerste oorlogsdagen,
de bombardementen, de evacuaties, de dood van de zoon van de conciërge van zijn
school, en zijn onvrijwillige rol in de inkwartiering van Duitse officieren in de
Sportlaan, hij schreef het allemaal op, soms bewogen, soms bezorgd, soms met de
mededeling dat hij er onvoldoende woorden voor had, en soms met grimmige
humor. Alledaagse gebeurtenissen in een bepaald niet alledaagse tijd. Jaeger wist
niet hoe de oorlog zou aflopen en hoe het zijn kinderen en kleinkinderen zou
vergaan. Voor hen legde hij vast wat er met hem en zijn gezin in Vlaardingen
gebeurde, verzamelde hij overlijdensberichten, en knipte hij artikelen uit
'aangepaste' kranten en illegale bladen. Tot lering van het nageslacht, de functie
van alle geschiedschrijving. Voor in een schrift schreef hij: "willen mijn
nakomelingen dit schrift bewaren?"
Jaeger was fel anti-Duits. Op 3 juli 1940 schreef hij: "De vreemde bezetting
drukt mij, warm vaderlander, zeer. Die zingende Duitse troepen met hun
dreunende stap maken mij wrevelig. De radio wens ik niet te horen en de kranten
niet te lezen." Hij liet het niet bij boze woorden. Tijdens de bezetting gaf hij les
aan joodse kinderen, die ondergedoken waren in de kelder van een huis aan de
Holyweg. Voor zijn hulp aan joodse onderduikers is na de oorlog in Israël een boom
voor hem geplant. De schriften en de plakboeken zijn bewaard en bevinden zich bij
kleinzoon Dolf Jaeger in Schiedam, die ze koestert als een monument voor zijn grootvader
en als herinnering aan de geschiedenis, waarvan die nu deel uitmaakt. Musis mag ter
gelegenheid van de zestigste herdenking van de Duitse inval in Nederland de aantekeningen over
de maand mei publiceren.
HS
Q
h-
Uj
Ü3
O
O
O
WAT WU IN DEN OORLOG
MET DUITSLAND
ONDERVONDEN
In de nacht voor de tiende
Mei 1940 was het gebulder
der kanonnen en het
geknetter der mitrailleurs
heviger dan andere nachten.
Ik wilde niet geloven aan
oorlog. Onze zoons keken door
de dakramen en zagen
parachutisten dalen.1 Het was
ongeveer half 4. Nu stond het
bij mij vast. Dat betekende:
oorlog. Terstond stonden wij
allen op, kleedden ons aan en
keken naar buiten. Overal zagen
wij mensen met angstige
gezichten aan de deur staan. De
jongens waren niet thuis te
Dalende
houden en gingen naar de
weide, 1 minuut achter ons
huis.2 Marinus, onze jongste
zoon, stond daar bij het lijk
van een Nederlandsen
korporaal, die bij een
luchtgevecht met een
parachute uit de vlieg
machine was gesprongen.3
Ik zag boven de Korte Dijk
Duitse vliegmachines.
Nederlandse soldaten bij ons
huis zochten terstond
dekking tegen het muurtje
der Bethelkerk. Daar zag ik
bommen uitwerpen, een
zwarte modderkolom van