I
R,-
3
g
Zo zou het weer
moeten; de Vrije
Academie in de
steigers want
aanpassingen zijn
eenvoudig al
nodig vanwege de
Arbo-wetgeving.
Horsten zit met de
hete adem van de
Arbo in zijn nek.
Dat mag geen
jaren meer duren.
lij
Musis 164
Uj
Q
Uj
kunstuitleen en de muziekschool wel in
één nieuw gebouw wilden, maar elk
met behoud van eigen identiteit en
overeenkomstige bewegwijzering. „Niet
zo'n multifunctioneel onding," dat wilde
Henk Horsten niet. Hij kent daar in
Nederland werkelijk niet één geslaagd
voorbeeld van. Terugkijkend op de
brainstorm die over de Vlaardingse
accommodaties gewoed heeft, zegt hij
wat het had kunnen worden: „Een soort
winkelcentrum, dus met onderscheiden
functies. Totaal verschillende winkels
met een eigen concept, maar dicht bij
elkaar en onder één dak."
Voor zo'n gedachte zijn altijd wel
boekhouders te porren, dus ook de
politiek. De discussie kreeg hoogst
serieuze trekjes. Maar wat is er dan de
meerwaarde van, vroeg de Culturele
RaadVlaardingen op een spitsvondig
moment. Dat was moeilijk uit te leggen,
behalve dan dat het qua exploitatie
misschien gunstiger was. Toch zag
iedereen problemen. Stel, je hebt in een
gezamenlijk onderkomen een café
restaurant. Ha, daar komt een cursist van
de Vrije Academie een kopje koffie
drinken, met de verf nog aan zijn
schoenen of een van olie druipende
stofjas, terwijl er deftige
theaterbezoekers van de Stadsgehoorzaal
in rokkostuum pal naast zitten. Dat geeft
vlekken. Theaterbezoek naar de
stomerij, cursist een blauw oog. Het was
een illustratief voorbeeld, waaruit bleek
dat elke instelling toch eigen
voorzieningen nodig zou blijven
hebben, ook al scholen ze onder één
paraplu, een paraplu tegen eventuele
bezuinigingen.
Nieuwbouw? Samen in één
accommodatie? Het heeft even in de
rede gelegen. De bezoekers van de
Stadsgehoorzaal kunnen vlakbij slecht
parkeren, aan het Buizengat zag
directeur Sandor Gora betere
overlevingskansen. En waarom dan niet
met andere disciplines?
Kruisbestuiving.
Toch heeft het debat een andere kleur
gekregen. De neuzen gingen in een
andere richting staan, grappig genoeg
onder invloed van die zelfde nuchtere
zakelijkheid als waarmee eerst over
samenvoeging in één complex werd
gedacht. Het was alsof een actuele
Rotterdamse discussie haar schaduw
vooruitwierp. In Rotterdam stellen
cultuurbonzen zich de vraag of in deze
multimediale periode nog wel gedaan
kan worden aan lange-termijnplanning
voor huisvesting van culturele
instellingen. Internet schopt alles door
elkaar. Kunstenaars zien nieuwe
markten, het net is hun zolderkamer
geworden, een universele zolderkamer.
De jonge kunstenaar is een netwerker,
samenwerker. Musici, kunstenaars,
wetenschappers werken via Internet
samen, ze zorgen voor nieuwe
producten, tappen van elkaar af
(downloaden), vullen elkaar aan (e-
mailen) en geloven al lang niet meer in
de uniciteit van hét individuele
kunstwerk. Ook de kunsten zijn
opengesteld voor interactie. Er bestaat
een popgroep waarvan de leden elkaar
nog nooit gezien hebben, maar die via
Internet toch geregeld samenspelen. Ze
anticiperen op eikaars bijdrage, tot ze
het zo naar de Free Record Shop
kunnen sturen. Studio's,
platenmaatschappijen, er zijn er straks
minder van nodig. Internet vervangt de