W
iBlliiSl
ÉF'
f
:itmm
Het is een
vergissing te
denken dat bij
goed 'beheer'
van de stad geen
'ontwikkeling' komt
kijken
Musis 184
fr-
denken dat we hier 'Belgische toestan
den' krijgen. Ik heb er vertrouwen in
dat zowel de stedenbouwkundige moge
lijkheden als de welstandsadviezen rand
voorwaarden genoeg zullen aandragen
om dat tot een succes te maken. Zoiets
kan in de binnenstad overigens veel
moeilijker dan in een buitengebied, je
moet er wel beleid op bepaald hebben.
Als juist stedenbouwkundige factoren
een grotere rol gaan spelen en context
in feite bijna een 'welstandsaspect' is, zou
het dan niet aanbeveling verdienen om
ook een stedenbouwkundige in de
welstand op te nemen?
Reijnhout: Die zaken zijn zo met elkaar
verweven, ik ben daar wel voorstander
van. Het advies wordt er integraler van.
Van der Windt: In de aanloop van een
plan is er vaak overleg tussen de initia
tiefnemer en de stedenbouwkundige
mensen van de dienst.
Juist die startfase is vaak bepalend voor
hoe een gebouw er uit gaat zien.
Reijnhout: Daarom heb ik ook gezorgd
dat in een vroeg stadium van de ont
wikkeling van het plan voor het voor
malig Hematerrein er veel mensen en
ambtenaren bij betrokken werden. Toen
de welstand het eerste schetsontwerp
afkeurde, heb ik iedereen bij elkaar
geroepen en hebben we op het dak van
het stadskantoor gestaan om goed naar
de plek en de omgeving te kijken. En
vervolgens van de ontwikkelaar geëist
dat hij zijn architecten hun werk over
zou laten doen. En toen ze dat gedaan
hadden hebben we weer iedereen bij
elkaar geroepen en alle meningen
verzameld.
Kunt u eens een schets geven van hoe
zo'n proces gaat? Want soms komt er
een particulier met een op de eettafel
vervaardigde schets en met een neef die
aannemer is en soms komt er een grote
projectontwikkelaar die ook een neef
heeft. En die is dan toevallig architect...
Reijnhout: Bij ons wordt in principe elk
initiatief aangehoord en bekeken, in
ieder geval ambtelijk en bij wat grotere
projecten komen ze ook langs mijn
bureau. Dan vraag ik er overigens ook
meerdere ambtenaren bij met wie ik in
de loop van de jaren aardig ben
ingewerkt als het gaat om wat ik wil en
op wat voor golflengte zij zitten.
Van der Windt: Als er zelfstandige
initiatieven worden gedaan, kan dat best
tot succes leiden. Maar dat moet zo'n
plan wel de toets van kwaliteit doorstaan.
Bij ons willen we een streep trekken als
plannen na twee of drie keer in de
welstand zijn geweest en onvoldoende
blijven. Bij grotere projecten zoals
D'Engelsche Boomgaert hebben we
door regelmatig te overleggen met de
welstandscommissie een greep op het
proces.
Reijnhout: Ik vind dat eigenlijk wel
een goede werkwijze, dat ik over zou
willen nemen: gewoon een tijdslimiet
en beperking van het aantal keren dat
een plan in de welstand mag komen.
Daarna is het inpakken geblazen,
het moet duidelijk zijn datje een stad
niet vol kunt bouwen met plannen die
maar net een 6- halen.
Daarom ga ik af en toe fors de discussie
aan met een projectontwikkelaar om
hem te overtuigen dat er een kwalita-
tiever architectuurhandschrift gewenst is.
Van der Windt: Af en toe moetje als
bestuurder wel afwachten hoe zo'n
ontwikkelingsproces loopt. Toen in de
Westwijk het plan voor een school en
appartementen maar gedeeltelijk werd
goedgekeurd door de welstand, ontstond
er toch een probleem. Ik heb regelmatig
werkoverleg met de commissie om
wederzijds goed geïnformeerd te blijven.
En er wordt een jaarverslag gemaakt dat
naar de raadscommissie gaat.
Uiteindelijk is en blijft de welstand een
advieslichaam van het college al komt
het een enkele keer voor dat het college
een advies van welstand naast zich
neerlegt. Dat moet uiteraard goed
gemotiveerd gebeuren, maar er zit wel
een spanning tussen de wereld van deze
deskundigen en die van de bestuurders.
Reijnhout: Dat is precies de reden dat ik
gezocht heb naar een oud-bestuurder