De flirt tussen Delft en Schiedam, 1911-1912 1 door Maili Blauw 3 FS 3 197 Musis Vrije markt, concurrentie, een klantgerichte aanpak - dit is in de energiewereld tegenwoordig aan de orde van de dag. Nutsbedrijven zijn volop in beweging en het zijn spannende tijden voor aanbieders en afnemers. Maar ook vroeger, toen het gros van de nutsbedrijven gemeentebedrijf was, kon het spannend toegaan. Sommige bedrijven bestonden nog maar net en de verzorgingsgebieden waren vele malen kleiner dan tegenwoordig, maar ook toen zat er al 'handel' in het leveren van energie en water en ook toen al wilden de gebruikers kwaliteit. In 1911 begon een flirt tussen Delft en Schiedam over de afname van water en elektriciteit. Deze heeft de gemoederen danig beheerst en zal menig slapeloze nacht hebben opgeleverd. Maar uiteindelijk leidde de toenaderingspoging tot niets. Wat was hier allemaal aan de hand? Schiedam had een gemeentelijk drink- waterleidingbedrijf sinds 1886. Dit werd opgericht na lange discussies over de vraag of dit een particulier of gemeen telijk bedrijf moest zijn.Delft stichtte in 1887 een particulier waterleidingbedrijf, dat een jaar later werd overgedaan aan de gemeente. Schiedam nam Maaswater in ten oosten van de stad en Delft betrok water uit de duinen bij Monster. In beide gevallen voorzag het water bedrijf in een grote behoefte, want het verbruik nam met sprongen toe. In Schiedam waren er na vier jaar al ruim 5.000 aansluitingen met een gezamenlijk verbruik van 600.000 kubieke meter per jaar. Dat vroeg om een uitbreiding van het Schiedamse leidingnet. Het debiet van het waterleidingbedrijf was voldoende: de bezinkbassins en de voor- en nafilters waren groot genoeg en het rivierwater vormde een nimmer aflatende bron. Dat gold niet voor de duinen bij Monster. Het Delftse water leidingbedrijfhad al in 1891 een vergunning voor uitbreiding nodig. In 1898 hoorden we voor het eerst over waterschaarste en al gauw streefden de Delftenaren naar winning van water uit de diepere grondlagen. In 1904 verleen de het Hoogheemraadschap Delfland hiervoor een tijdelijke vergunning. Het Delftse gemeentebestuur het een adviescommissie bestuderen hoe in het tekort aan drinkwater zou kunnen worden voorzien. In haar rapport van 1909 concludeerde de commissie dat bij gebrek aan grondwater oppervlaktewater ontleend zou kunnen worden aan de Schie. Maar de aanbeveling luidde: betrek water van de gemeente Rotterdam, of anders van een te stichten waterwerk aan de Nieuwe Maas bij Krimpen aan de Lek. De zaak bleef vervolgens enige tijd rusten, maar de nood steeg. In het Gemeenteverslag van 1911 werd door de gezondheidscommissie geklaagd: 'een nadeelige factor voor de volksgezond heid is, dat de gemeentelijke duinwater leiding niet steeds beschikt over een voldoende hoeveelheid water, waardoor in den zomer, meestal des Zaterdags, overdag aan bovenwoningen, en soms ook aan benedenwoningen, geen water kon worden verstrekt.' Hoe kon Delft voorzien in de groeiende vraag naar water? 'Misschien kunnen we zaken doen met Schiedam', moet men toen in Delft hebben gedacht. 'Als we nu water afnemen van de Schiedammers, en in ruil daarvoor elektriciteit aan ze leveren.' De gemeente Delft had namelijk sinds een halfjaar een elektriciteitsbedrijf. Schiedam had dat niet, maar wilde wel over elektriciteit beschikken en was in 1910 in overleg getreden met buurman Rotterdam over de levering van stroom. Op 1 mei 1911 schreef de directeur van het Delftse elektriciteitsbedrijf een brief aan zijn college van B&W. Hij was natuurlijk op de hoogte van de pogingen om de Delftse drinkwater voorziening uit te breiden. Misschien kwam de waterleiding van Schiedam in aanmerking? 'Een groot voordeel is verbonden aan het betrekken van water op deze wijze omdat als voorwaarde kan worden gesteld dat Schiedam elektrische stroom uit onze Centrale zou moeten nemen.' Schiedam zou aardig wat kunnen afnemen, en wellicht kon in de toekomst vanuit de streek tussen Delft en Schiedam met haar vele polder bemalingen enenkele dorpen eveneens op een belangrijke stroomafname worden gerekend. De directeur van het elektriciteitsbedrijf wist dat de directeur van het Delftse waterleidingbedrijf volstrekt niet voelde voor het betrekken van water uit Schiedam, gezien de kwaliteit van het Schiedamse water. Maar op grond van 'persoonlijk onderzoek' had de directeur van het Gemeente Electriciteitsbedrijf in Delft een tegengestelde opinie. Hij bracht het idee van de ruil ter sprake bij de burgemeester van Schiedam. 'Waarom niet', was de reactie van de Schiedamse bestuur en al spoedig zocht het Delftse College van B&W via de officiële weg contact met het Schiedamse college. In Delft had men vernomen dat 'uw bestuur wellicht bereid zoude worden bevonden tot de levering van drinkwater ten behoeve van onze gemeente, waartegenover zoude kunnen worden gesteld de levering van electrischen stroom ten behoeve van Uwe gemeente door het gemeente-electriciteitsbedrijf alhier' Het college van Delft zou graag horen of het college van Schiedam voelde voor zo'n overeenkomst. Het Schiedamse college won eerst het advies in van zijn Commissie voor de Gasfabriek en Drinkwaterleiding en zond op 20 mei al een antwoord naar =o -i 00 00 IJl 00

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 197