DE BALDER TERUG IN VLAARDINGEN
Musis 210
Het moest er een keer van
komen. Binnen de bonte
verzameling verzamelingen
waarmee Jan Anderson's
Streekmuseum een unicum is in
museumland, nemen de visserij
en voorwerpen die hierop
betrekking hebben een zeer
grote plaats in. Wat wil je ook
van eenVlaardinger als Jan
Anderson. Al vanaf zijn jeugd in
Den Haag is hij een verwoed
verzamelaar en dat is dan nog
voorzichtig uitgedrukt. De
collecties die tezamen het bezit
vormen van de Stichting
Streekmuseum Jan Anderson,
lopen in de tienduizenden
boeken en in nog grotere
aantallen voorwerpen, prenten
en ansichtkaarten. Eigenlijk
heeft Anderson alles verzameld
dat maar te verzamelen valt.
Inktpotten, serviesgoed,
memorabilia met betrekking tot
het koningshuis, de Tweede
Wereldoorlog, gereedschappen,
naaigerei, tabacologie,
penningen, poëziealbums en
onderwijsmiddelen,
boekbanden, smardappen,
spaarpotten, flessen, politieke
prenten, scheergerei en
natuurlijk een
visserijverzameling van
haringschaaltjes, reclameposters,
vissersdozen tot en met de
schetsen van de Vlaardingse
kunstenaar Leen Droppert en
archiefmateriaal van rederij
Neerlandia.
Niet alleen vertellen deze
voorwerpen iets over de visserij,
maar ze dompelen de bezoeker
ook onder in het
verzamelaarsgevoel'Want
verzamelen maakt iets in ieder
mens los: hebberigheid,
fanatieke nieuwsgierigheid en
oplopende spanning wanneer
iets opduikt dat al jaren wordt
gezocht. Bij deze
tentoonstelling wordt voor de
middenbouwgroepen van het
basisonderwijs het educatief
project 'Beet' ontwikkeld.
Tevens ligt in juni als maand
waarop het visserijmuseum de
haring als centraal thema heeft -
de prachtige haringloggerVL 92
Balder voor het museum. De
Balder is een in 1912
gebouwde zeillogger en het
pubhek mag de Balder in het
weekend, tegen een kleine
vergoeding, bezichtigen. Ook is
er voor de bovenbouwgroepen
van scholen een educatief
programma ontwikkeld. Dit
bestaat uit een bezoek aan de
Balder, haringproeven in De
Joon en een film over de
haringvisserij bekijken in het
museum.
De logger Balder werd
gebouwd op de scheepswerf
van A. de Jong in Vlaardingen.
Op 15 maart 1912 werd de kiel
gelegd en na een bouwtijd van
twee maanden ging het schip te
water op 13 mei 1912. De
bouw vond plaats in opdracht
van de Visscherij-Maatschappij
'Mercurius', opgericht in 1911
en gevestigd te Vlaardingen, met
als directeuren de heren Joost
Pot Fzn. En Frank Pot jr. Deze
rederij bracht in korte tijd vier
zeilloggers in de vaart in 1911
de Odin en de Freya, en in
1912 de Thor en de Balder.
Albertus de Jong (1853-1918)
was oorspronkelijk geen
scheepsbouwer.Vóór 1877 bezat
hij met medefirmant Blok een
meelhandel. In 1877 erfde hij
van zijn grootvader van
moeders kant, Albert Pronk,
scheepmaker te Schevenin-
gen, 1/360 deel van de helft van
diens werf. Waarschijnlijk heeft
De Jong de overige erfgenamen
uitgekocht, want tussen 1877 en
1895 was hij de enige firmant
van de werf aan de Torenstraat
in Scheveningen. In 1895
verplaatste hij het bedrijf naar
Vlaardingen omdat hij voor de
toekomst van de bomschuit
vreesde. De Jong kocht de werf
van wijlen Pieter de Zeeuw aan
de Havenstraat in Vlaardingen.
Op deze werf bouwde De Jong
tussen 1896 en 1920 negentien
houten en 47 stalen zeil- en
motorloggers.
De Balder nam van 1912 tot
1921 voor de Visscherij-
Maatschappij 'Mercurius' deel
aan de haringvisserij. Schippers
waren achtereenvolgens Gilles
Penning (1912-1920) en
Willem Spanjersberg (1921).
Zoals zoveel zeilloggers werd de
Balder in 1922 opgelegd en de
logger zou niet meer als
zeilschip deelnemen aan de
jaarlijkse haringteelt. De
toekomst was aan de stoom- en
motorschepen. Op 30
december 1929 verkocht de
Visscherij-Maatschappij
'Mercurius' de Balder aan
rederij Arie van der Zwan in
Scheveningen, die het schip op
de werfFigee in Vlaardingen
met 5,25 meter liet verlengen
en een 100 pk tweecilinder
Kromhoutmotor het inbouwen.
De lengte was nu 29,10 meter.
De nieuwe eigenaar herdoopte
de Balder in Oceaan 1, en met
het visserijnummer SCH14
nam deze rederij met de
gemotoriseerde logger tot 1941
deel aan de visserij. De schipper
was Arie Taal, eveneens
woonachtig te Scheveningen. In
1941 werd het schip door de
Duitse bezetter gevorderd en
door de Kriegsmarine gebruikt
tot het einde van de oorlog. Op
26 september 1945 keerde de
logger weer terug in Neder
land. In 1947 volgde de inbouw
van een 100 pk Industrie
dieselmotor en hiermee voer
het schip nog tot 1960 in de
visserij. In 1960 verkocht de
rederij de Oceaan 1 aan de
N.V. Sleephellingmaatschappij
Scheveningen, die het schip
vervolgens doorverkocht aan de
Vereniging van Beroeps
onderwijs in Den Haag. In
november 1962 koos het
opleidingsschip, nu herdoopt in
Zeearend voor het eerst zee.
Het schip was geschikt gemaakt
voor zowel de trawlvisserij als
de visserij met de vleet. In het
voormalige visjruim kwam een
leslokaal en de stuurhut werd
vergroot door het bijtrekken
van de radiohut. Men plaatste
hierin een decca-navigator, een
decca-plotter, twee echoloden
en een radio-telefonie-
installatie. Het vooronder met
de zich daarin bevindende
kooien bleef intact, evenals de
kombuis. Het schip kreeg een
vaste bemanning bestaande uit
een schipper, een stuurman en
een motordrijver.Voor deze
functies bestond veel animo in
Scheveningen omdat men elke
avond thuis kon zijn. Voor de
functie van schipper waren
bijna 60 gegadigden. Tot 1976
deed de oude logger dienst bij
de Visserijschool te
Scheveningen onder schipper
Maarten Taal.
In 1976 werd de Zeearend voor
het symbolische bedrag van een
gulden verkocht aan de
Vereeniging Nederlandsch
Historisch Scheepvaart
Museum.
De Vereeniging Nederlandsch
Historisch Scheepvaart Museum
is opgericht in 1916. De
Vereniging is de eigenaresse van
een omvangrijke en belangrijke
collectie van maritiem-
historische voorwerpen die
sinds 1975 in bruikleen is
gegeven aan de Staat der
Nederlanden. De
collectie wordt
sindsdien beheerd
door het Neder
lands Scheepvaart
museum in het
gebouw 'Lands 'f
Zeemagazijn' in
Amsterdam.
Het Scheepsvaart- ■HHHHR
museum had, if''
voordat de logger
werd aangekocht, al
een aantal
vaartuigen. De
meeste daarvan zijn
klein en worden op
het droge bewaard. Drie
topstukken zijn een tentjacht en
een trekschuit, beide gebouwd
in de achttiende eeuw en de
zogenaamde Koningssloep uit
1818. Daarnaast heeft het
Scheepvaartmuseum een grote
verzameling van Nederlandse
zeiljachten, kano's en kleine
houten werkboten.
De unieke ligging van het
Scheepsvaartmuseum aan het
Oosterdok maakte het niet
alleen mogelijk maar ook bijna
vanzelfsprekend dat er enkele
varende schepen met een
cultuurhistorische waarde bij
het museum zouden worden
afgemeerd. Vanuit het besef dat
het eigendom van een in het
water hggend historisch schip
voortdurend grote financiële
inspanningen vraagt, waardoor
andere belangrijke
museumtaken in gevaar zouden
kunnen komen, wordt door het
museum een restrictief beleid
gevoerd ten aanzien van de
verwerving van schepen. Met
als criterium dat in ieder geval
een aantal belangrijke histo
rische manieren van voor
stuwing aan de museum
bezoekers getoond moet
kunnen worden, is uiteindelijk
gekozen voor de verwerving
van een stoomschip, een
motorschip en een zeegaand
zeilschip. De vereniging
verwierf daarom het in 1900
gebouwde ex-directievaartuig
Christiaan Brünings van
Rijkswaterstaat en de in 1927
gebouwde motorreddingboot
Insulinde van de Koninklijke
Noord- en Zuid-Hollandse
Reddingmaatschappij. In 1976
ontbrak nog een zeilschip. Dit
werd de logger Balder. Over de
restauratie van dit unieke schip
is door de vereniging een boek
uitgegeven.