Bert van Kan
Musis 228
Het motto "een sprong in het
diepe heeft geen lange aanloop
nodig" kan zonder meer worden
betrokken op de ontwikkeling
van een gezamenlijk promotie
instituut voor Schiedam en
Vlaardingen.
Willen de gemeentes nog de vruchten
plukken van het feit dat in 2001
buurstad Rotterdam een stralende en
bruisende Europese Culturele
Hoofdstad is, dan is er nu snelheid
geboden met het aantrekken van een
directeur. Die kan aan het werk met
het proberen in de slipstream te komen
van de regionale zuigkracht van 'grote
broer' Rotterdam Marketing dat medio
juni een contract sloot met een grote
touroperator die de stad als bestemming
gaat verkopen.
Als het warm weer is krijg je zin in
zwemmen. Even afgezien van het
negatieve gegeven dat in het gebied
van de kring Musis-lezers alleen Shell
een buitenbad heeft op Vijfsluizen en
het positieve feit dat dit zwembad
precies op het geografische middelpunt
ligt van het gezamenlijke woongebied
Schiedam-Vlaardingen, kun je gelijk
gaan.
In 1997 kriebelde het in beide steden
al op promotiegebied. In het actieplan
"Vlaardingen contrast aan het water"
van juli 1997 worden drie scenario's
geschetst voor een promotieaanpak.
Enige maanden daarvoor werd er in
Schiedam een bijeenkomst gehouden
die de behoefte peilde aan een
intensivering van marketing en
promotie van Schiedam. Daarbij werd
de optie van een gezamenlijke aanpak
met Vlaardingen overigens nadrukkelijk
genoemd. De beide VW's voelen de
bui hangen en anticiperen daarop met
een brief van 22 mei 1998 aan beide
gemeentebesturen waarin het voorstel
wordt gedaan om een nieuwe
organisatie op te richten voor de
stedelijke en toeristische marketing van
beide steden. Je zou kunnen zeggen dat
in het najaar 1998 de behoefte en
daarmee het draagvlak voor concrete
stappen op dit gebied er in ieder geval
bestuurlijk was. Wethouder Roijers en
burgemeester Scheeres kregen bij hun
respectievelijke colleges de ruimte om
snel tot veldonderzoek naar
levenskansen te komen. In december
1998 kreeg Jos van derVegt die in het
Rotterdamse soortgelijke onderzoeken
had verricht en als AHOY-directeur
zich gezaghebbend binnen het
(regionale) netwerk bevindt, de
opdracht om te komen tot een
rapportage. Via globale plaatselijke
verkenningen en een beperkt aantal
interviews lag er in april 1999 een
rapport waarin geconcludeerd werd
dat er draagvlak en behoefte genoeg
was om er mee door te gaan. Er werd
inzicht gegeven in de financiële
middelen, er werd een profiel van een
directeur geschetst en er werd
geconstateerd dat er een belangrijke
financier was gevonden. HetVSB-
fonds is vervolgens in juni 1999 bereid
om 2,5 miljoen in het instituut te
steken onder voorwaarde dat ook
beide gemeentes meedoen voor in
totaal 1,6 miljoen en dat er na twee
jaar geëvalueerd wordt.
Dit positieve nieuws, dat eigenlijk een
neerslag vormde van de bestuurlijke
gevoelens over het onderwerp van de
jaren er voor, werd in september 1999
in de raadscommissies van beide steden
gepresenteerd, op zich een novum. Een
draagvlakonderzoek bij lokale
partijen die vanuit hun
product betrokkenheid en
belang hebben, zoals musea,
theater, culinaire wereld,
hotels,
ondernemingsverenigingen etc.
werd nog niet gehouden,
maar kreeg een plaats voor
in een concept-bedrijfsplan
zodat de politici alleen hun
eigen invalshoek
bewandelden. Enkele politieke
partijen deden dat met kleine passen: of
het niet beter was aan te haken bij de
regio, en lof de VW's dat ook niet
zouden kunnen. De meeste partijen
zagen wel de noodzaak tot het
bundelen van lokale krachten in,
synergie en samenwerking zal
ongetwijfeld leiden tot grotere
mogelijkheden voor promotie. "En
daardoor meer bezoeken aan de steden,
met hogere bestedingen tot gevolg.
Promotie is geen doel maar een
middel, het heeft zonder meer
uitstralingseffecten naar de lokale
economie zowel wat de omzetten als
de werkgelegenheid betreft" was de
kernachtige samenvatting waarmee
MAAR, SVP