245 Musis Het reservoir van bruikbare namen was uitgeput, maar de steden en dorpen trokken zich daarvan niets aan en bleven groeien. Voor veel gemeentebesturen was dat aanleiding zich voor het toekennen van straatnamen niet meer vrijblijvend door een paar deskundigen te laten adviseren, maar door een commissie van deskundigen én belanghebbenden. Deze adviescommissies moeten zorgen dat de straatnamen die ter vaststelling aan de gemeenteraad worden voorgelegd, voldoen aan de inmiddels algemeen aanvaarde criteria voor straatnamen. Daarnaast moeten zij voorkomen dat nieuwe wijken straatnamen krijgen, die niet bij het karakter van de wijk of bij de bewoners passen, en dat verdubbe lingen optreden. In de praktijk levert de commissie op bestelling de straatnamen voor nieuwe wijken en stelt de gemeenteraad die vast. Amsterdam liep weer voorop. Vanaf 1933 liet het college zich adviseren door een commissie die al gauw de 'Commissie voor de Straat namen' heette. Den Haag volgde in 1953 met een commissie met daarin —toen- twee raadsleden, de gemeente archivaris, een lid van de historische vereniging, en vertegenwoordigers van de PTT en gemeentelijke diensten als Bouw- en woningtoezicht, Openbare werken, Politie, Brandweer, Stads ontwikkeling en Volkshuisvesting. Schiedam kreeg in 1959 een straatnaam commissie. Ook hier leveren het Gemeentearchief, Stedelijk Beheer, de Woningkartoteek, de PTT en de politie de leden. Oud-archiefmedewerker A. de Voogd van Straten is lid vanwege zijn grote kennis van de geschiedenis van Schiedam. De brandweer is in deze commissie niet vertegenwoordigd en dat is op zijn minst vreemd. Dat de historische kwaliteit van de straatnamen in het kaalgeslagen en met nieuwbouw ingevulde centrum van Schiedam zo hoog is, dankt Schiedam aan de grote toewijding, waarmee oud-commissie voorzitter en oud-archivaris Guus van der Feijst jarenlang oude straatnamen heeft teruggezocht en in eer hersteld. De Boomgaardstraat bijvoorbeeld is in 1982 genoemd naar een middeleeuwse voorganger, waaraan de heilige Liduina als meisje zou hebben gewoond.Van der Feijst gebruikte bij het speuren naar passende straatnamen ook kaartgegevens. Uit een paar piepkleine habijtjes op de kaart van De Gheyn leidde hij af dat het achterhof van het voormalige Gemeentearchief aan het Oude Kerkhof een bagijnhof is geweest. De Bagijnstraat tussen de Boomgaardstraat en het Oude ontstonden straatnamen als Parkzijde, Otterrade en Winkelstede. De methode wordt nog steeds gebruikt. In talloze nieuwbouwwijken werden en worden verzetsstrijders geëerd met een —pad en boomsoorten voorzien van het toepasselijke achtervoegsel —gaarde. Een populaire variant hierop is het weglaten van het achtervoegsel en het noemen van straten naar onderwerpen als boten of landschapsvormen. In Schiedam werd in 1980 tussen de Scheepvaartweg en de Harreweg een nieuwe wijk aangelegd, waar de straten de namen van scheepstypen hebben. Men woont daar dus aan de Tjalk of het Koggeschip. Het gebruik van anonieme en identiteitsloze achtervoegsels loste Kerkhof houdt nu de herinnering daaraan levendig. Middenjaren vijftig bond de Rotterdamse gemeentearchivaris H.C. Hazewinkel de kat de bel aan. De namen waren op en hij wilde het systeem, waarbij het voorvoegsel bepalend was en gevolgd werd door een achtervoegsel dat duidelijk maakte of er sprake was van een straat, een laan, een steeg of een plein, vervangen door een systeem met het achtervoegsel als uitgangspunt. Men was dan niet meer gebonden aan voorvoegsels en stelde toch de herkenbaarheid en vindbaarheid van de wijken veilig. De mogelijkheden leken eindeloos en heel Nederland stapte over op de Rotterdamse methode, Den Haag voorop. Daar kreeg in 1955 de nieuwe wijk Bouwlust hoofdlanen met de namen van boerderijen, buitens, molens en landgoederen die in dat gebied hadden gelegen en aan weers zijden van die lanen kreeg ieder blok met straten zijn eigen achtervoegsel. Zo geruisloos ook een ander probleem op. Stegen, straten en lanen hebben een eigen hiërarchie, terwijl achtervoegsels als —pad, -gaarde en —akker toonbeelden zijn van nivellering. Het is chiquer om aan een laan te wonen dan in een straat, laat staan in een steeg. Een voorbeeld daarvan is de wijziging in 1925 van de straatnaam Nassaustraat in Nassaulaan. De bewoners van de Schiedamse Nassaustraat vonden dat ze niet in een straat maar aan een laan woonden en kregen hun zin. Zolang nieuwbouwwijken bestonden uit eenvormige en volgens een vast patroon aangelegde straten, was het gebruik van nivellerende achtervoegsels geen probleem. Inmiddels gebruiken stedenbouwkundigen weer ruimtelijke vormen die het nodig maken dat het achtervoegsel aangeeft of er sprake is van een steeg, een laan of een plein. Zo keren de stegen, straten en pleinen weer terug in het straatnaambeeld. De straatnaamcommissie is niet alleen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 245