en in alle gewesten/wordt de stem
van het water/met zijn eeuwige
rampen /gevreesd en gehoord"
(H. Marsman)]
Vlaardingen ligt in een rivierdelta; water
is vriend en vijand tegelijkertijd. Aan de
ene kant schiep het water de
voorwaarden voor een gevarieerd landschap
dat rijk was aan voedselbronnen. De hoger
gelegen oeverwallen boden mogelijkheden
voor akkerbouw en bewoning, terwijl de
rivieren en kreken uitstekende
vervoerswegen waren. De nattere delen als
de kom- en veengebieden boden goede
mogelijkheden voor de veeteelt. Kortom,
een aantrekkelijke woonomgeving voor de
prehistorische mens. Archeologisch
onderzoek in- en rond Vlaardingen heeft
dan ook aangetoond, dat dit gebied in de
prehistorie één van de dichtstbewoonde
gebieden van Nederland moet zijn geweest.
Dus toen ook al
Aan de andere kant had het water ook
minder prettige kanten: bij vloed werd het
water ver het achterland in gestuwd. Om
hier enige weerstand tegen te bieden, bracht
men in de loop der tijd greppels, terpen,
dammen, duikers en dijken in het offensief.
De overstromingen hadden echter ook als
prettige bijkomstigheid, dat het
achtergelaten afval en de verlaten
woonplaatsen en soms hele landschappen
met de daarbij behorende landinrichting,
werden afgedekt met zand- en kleilagen,
waardoor een uitstekende conservering
werd gewaarborgd. Zo aantrekkelijk als het
voor de prehistorische mens was om hier te
wonen, zo aantrekkelijk is het nu om in een
dergelijk rijk gebied archeologisch
onderzoek te mogen verrichten.
Ongeveer 10.000 jaar geleden begon na een
periode van extreme koude, de zogeheten
Ijstijd, de gemiddelde temperatuur op te
lopen. Hierdoor smolten de ijskappen, die
grote delen van Noordwest-Europa
bedekten. Het vrijkomende smeltwater
deed het droge Noordzeebekken vollopen,
waardoor de kustlijn steeds verder
oostwaarts opschoof. De zeespiegel steeg
aanvankelijk met maar liefst 2 m per eeuw,
nu is dit afgenomen tot circa 5 cm per
eeuw. De laatste jaren lijkt de gemiddelde
zeestijging echter weer te zijn toegenomen
tot wel 30 cm per eeuw. In het gebied van
het huidige Nederland was sprake van een
kale zand-grindvlakte met weinig
begroeiing waarin vlechtende rivieren het
smelt- en regenwater afvoerden naar het
Noordzeebekken. Er was weinig vegetatie
waardoor de wind vrij spel had en
zodoende het (pleistocene dek)zand in de
droge rivierbeddingen soms tot metershoge
duinen kon opblazen, waardoor de
zogeheten donken ontstonden. Door de
blijvende stijging van de zeespiegel en de
daling van West-Nederland dreigde het
deltagebied onder water te lopen. Het
verdronk echter niet. Dankzij de
opwarming van het klimaat nam namelijk
ook de begroeiing toe die de grond als het
ware verankerde. Hierdoor was het mogelijk
dat het aangespoelde slibhoudende zand
door de rivieren en de zandaanvoer uit zee
gelijke tred hield met de zeespiegelstijging
en de bodemdaling van West-Nederland. In
slecht ontwaterde gebieden lagen moerassen
waar planten afstierven die door de
zuurstofloze omstandigheden niet
vergingen, waardoor een pakket onverteerde
plantenresten ontstond, het zogeheten veen.
Aanvankelijk betrof het met name rietveen
dat gevoed werd door voedselrijk (eutroof)
water. Het veenpakket bleef echter
aangroeien, zodat het op een gegeven
moment steeds meer boven de
grondwaterspiegel uitkwam, waardoor het
in toenemende mate gevoed werd door
voedselarm (oligotroof) regenwater.
Hierdoor ontstond het zogeheten hoogveen
dat uit kon groeien tot metershoge
veenkussens die in geval van ontwatering
geschikt waren voor bewoning.
Op het landschap van circa 10.000 jaar
geleden ligt inmiddels een pakket van ruim
16 meter zand, klei en veen, behalve op de
donken (rivierduinen). De toppen bevinden
zich soms nog aan het oppervlak, meer naar
het westen toe liggen ze door de daling van
Ligging van Vlaardingen circa 5.000 jaar geleden.
(Bron: Van den Broeke en Van Londen, 1995, p.17)
West-Nederland dieper. Ook in
Vlaardingen, ter hoogte van de Piet
Heinplaats, bevindt zich niet ver onder het
oppervlak de top van een donk, de meest
westelijke van Nederland. De donken waren
in het door rivieren en kreken doorsneden
gebied temidden van meren en moerassen,
de hoogste punten in het landschap, en dus
aantrekkelijk voor bewoning. De rivieren en
de kreken die het landschap doorsneden,
boden goede mogelijkheden voor vervoer
per kano. Dit wordt ook bewezen door de
vele peddel en kanovondsten elders in de
delta uit dezelfde periode. Boringen op en
rond de donk op de Piet Heinplaats hebben
afvallagen aangetoond uit circa 3900 voor
Chr. De bewoners van deze donk, die in
een kweldergebied lag, leefden van de jacht
en de visserij en van het verzamelen van
allerlei planten.
Al duizenden jaren lang ligt Vlaardingen in
het stroomgebied van de Oude Maas. In de
Romeinse Tijd komt daar een nieuwe
stroom bij, de Merwede. Het water van de
Oude Rijn, dat uitmondde bij Katwijk,
wordt dan in toenemende mate via de Lek
afgetapt in de Merwede die in de Maas
uitmondt bij Vlaardingen. Vlaardingen komt
daardoor op een belangrijk kruispunt van
waterwegen te liggen. In dit licht is de
zogenaamde Peutingerkaart, een
middeleeuwse kopie van een Romeinse
wegenkaart uit de vierde eeuw na Chr.,
zeer interessant te noemen. Op deze kaart
staan namelijk rivieren en wegen met
daarlangs plaatsen met afstanden afgebeeld.
Noordwest-Europa tijdens de koudste fase in de laatste Ijstijd
(18.000jaar geleden). De zeespiegel lag 130 m lager waardoor
de Noordzee grotendeels droog lag. Legenda: a land; b
ijsbedekking; c=zee. (Bron: Van den Broeke, 1991, p. 177)
wadden
kwelders en kleidekken
rivierafzettingen
laagveen
kustduinen, stranden en
Pleistoceen zand (binnenland)
begrenzing nog aanwezig
begrenzing verondersteld
huidige topografie
vVIROmfO.
4j[fir§32
:iüurotC0-ïUgunt
Hifutnoi
tylwfe a na. .r-ditt
auren
cotw-m
tostfö13-
Cbn&ait
f
Öefecniatc,
5S?-—J***'
tonband!!!:
.V3*5tSl-üO>.
253 Musis