4. DE OUDSTE WATERSTAATKUNDIGE WERKEN g S CS Uj o. O In Nederland worden twee belangrijke wegen aangegeven. De noordelijke weg, die tevens de Romeinse rijksgrens volgt, blijkt uitzonderlijk accuraat te zijn, zo heeft archeologisch onderzoek aangetoond. Waarom zou dit ook niet voor de zuidelijke weg gelden? De zuidelijke weg wordt afgebeeld langs de 'Fl. Patubus', wat Bataafse rivier betekent en die geïdentificeerd kan worden als de Oude Maas. Langs deze weg wordt ook de plaats Flenio afgebeeld. De naam Flenio zou een verschrijving kunnen zijn van Elinio of zelfs van Helinium, de naam voor de Maas zoals de Romeinse geschiedschrijver Plinius die aan de Maas gaf en waaraan de gelijknamige archeologische werkgroep die actief is in Vlaardingen en omgeving haar naam heeft ontleend. De plaats waar 'Forum Hadriani' heeft gelegen is bekend:Voorburg. Van daaruit is het 12 Galhsche mijlen (2.220 m) naar Flenio, dus 26.460 m. We vermoeden dat de Romeinse weg bij Naaldwijk afbuigt naar het oosten. Als we deze lijn verder volgen, komen we precies terecht in Vlaardingen. Gezien in het licht van de waterlopen bij Vlaardingen zal er een pont- dan wel een brugverbinding noodzakelijk zijn geweest. Het is denkbaar dat bij een dergelijke kwetsbare verbinding een versterking heeft gestaan, zodat een Romeinse versterking bij Vlaardingen een logische plek zou zijn. Dat was immers ook de reden dat de graven van Holland te Vlaardingen een belangrijke versterking bouwden. In de loop van de Middeleeuwen wordt het Rijnwater via de Lek in toenemende mate via de Merwede afgevoerd naar Vlaardingen. Als in 1122 de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede wordt afgedamd, heeft de Oude Rijn reeds in betekenis afgenomen, terwrjl de Maas juist in belang toeneemt. De toename van waterafvoer bij Vlaardingen zal voor deze stad aanvankelijk zeer gunstig zijn geweest. Het zorgde er immers niet alleen voor dat er een belangrijk kruispunt van wegen ontstond bij Vlaardingen, maar het voorkwam bovendien dat de natuurlijke haven, de Vlaarding, dichtslibde. Het water drong echter steeds meer richting de terp. Bovendien dreigde er ook wateroverlast uit een geheel andere hoek. Door de ontginningen, onder andere door het graven van sloten, klonk de grond in waardoor men in toenemende mate last ging krijgen van grondwater. De boerderijen rond de nederzetting van Vlaardingen werden dan ook steeds vaker gebouwd op de oude prehistorische oeverwallen die door de inklinkende omgeving hoger kwamen te liggen. Ook de noodzaak voor dijkaanleg was daarmee geboren. Tim de Ridder Reeds in de Ijzertijd is ter hoogte van het huidige Vlaardingen sprake van een krekenstelsel dat we als de voorloper van de Vlaarding beschouwen. De oudste vindplaatsen die liggen op de afzettingen van ditVlaardingstelsel kunnen in de derde eeuw voor Chr. worden gedateerd, hetgeen bewijst dat hetVlaardingstelsel toen reeds bestond. Dit krekensysteem stond in verbinding met de Maas en was dus onderhevig aan de getijdenwerking. Eén aftakking liep van de Hogewerf (Liesveldviaduct) via de Engelsche Boomgaert (voormalig Kolpabadterrein) naar het bedrijventerrein Hoogstad. Op de oeverwallen van deze kreek heeft men in de Late Ijzertijd gewoond. Op de drie genoemde locaties (Hogewerf, Engelsche Boomgaert en bedrijventerrein Hoogstad) zijn vondsten gedaan die in de Late Ijzertijd gedateerd kunnen worden. Een zeer bijzondere ontdekking werd op het bedrijventerrein Hoogstad gedaan. Het betreft een damconstructie die rond 175 voor Chr. kan worden gedateerd. Tot op heden is het nog steeds de oudst bekende damconstructie van West-Europa. De dam was opgebouwd uit balken die dwars over de kreek lagen.Tussen de balken, die ten dele beschoeid waren met palen, was een aardlichaam aangebracht, zodat het geheel een waterkerende functie had gekregen. De vraag is of het een nieuwe oplossing voor een oud probleem betrof, of dat het om een nieuw probleem ging dat meuwe innovaties vereiste? Eén ding is in ieder geval duidelijk, de aanwezigheid van een dam in de kreek wijst op de noodzaak van waterbeheersing. Het opwerpen van dammen mocht dan wel De kreek en de aangetroffen damstructuren (175 voor tot 175 na Chr.) op het bedrijventerrein Hoogstad. ITekeningF. van der Tuijn, VLAK) soelaas bieden tegen het bedreigende kreekwater dat tweemaal daags het achterland in werd gestuwd, maar het veroorzaakte ook een nieuw probleem. Het overtollige hemelwater dat via de kreken werd afgevoerd, hoopte zich toen namelijk achter de dam op, waardoor een vernatting van het achterland dreigde te ontstaan. In de eerste eeuw na Chr. kwam iemand in de Maasmond, misschien wel in Vlaardingen, op een subliem idee. Door gebruik te maken van holle boomstammen, kon het overtollige regenwater worden afgevoerd, terwijl de dam enige bescher ming bood tegen het opkomende hoog water. De holle boomstam vormde een zogenaamde duiker, waardoor het water onder de dam doorgevoerd kon worden. Zodoende kon echter ook een belangrijk deel van het kreekwater weer het achterland instromen. Dat was natuurlijk niet de bedoeling en daarom werd dit door de bevestiging van een houten klepje aan de 'zeezijde' van de duiker voorkomen. Bij laagwater kon immers het water uit het achterland worden afgevoerd, het wegstromende regenwater drukte het klepje open, terwijl bij hoogwater het klepje als het ware vanzelf werd dichtgedrukt, waardoor het geheel als een soort ventiel functioneerde. Het was van een verbluffende eenvoud, maar zeer doeltreffend. In Vlaardingen is op het bedrijventerrein Hoogstad een fraai exemplaar van een dergelijke klepduiker aangetroffen. Het betreft een els van 3,60 m lang met aan de voorzijde een rechthoekige uitsparing waarin zich een rechthoekig gat bevindt, waardoor het geheel diende als scharnier punt voor een klepje. Een vergelijkbaar exemplaar, met klep, is aangetroffen in het Zuid-Hollandse Valkenburg. Aan de achterzijde van hetVlaardingse exemplaar bevond zich een U-vormige uitholling. De betekenis hiervan werd snel duidelijk bij verder archeologisch onderzoek. In het verlengde van de eerste duiker, werd een tweede uitgeholde boomstam aangetroffen, ditmaal een es van 3,15 m lang. Deze was aan de voorzijde taps gedisseld, zodat deze in het achtereinde van het voorste exemplaar paste. De overlapping bedroeg ongeveer 45 cm, zodat de gehele constructie circa 6,30 m lang was. Op de tapse zijde bevond zich ook een stopje dat exact bleek te passen in de U-vormige uitholling van het voorste exemplaar. Het stopje zal bedoeld zijn om te voorkomen dat de twee helften ten opzichte van elkaar gingen draaien, waardoor er kieren zouden ontstaan, die uitspoeling van de dam tot gevolg zouden hebben gehad. Dit was echter niet zo succesvol, aangezien de duikers in schuine toestand zijn aangetroffen. De gehele constructie is als het ware in het midden naar beneden geknikt. Dit wijst erop dat het damlichaam van binnenuit is uitgespoeld door lekkage ter Musis 254

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 254