^444444444 ^^44 ©4©©©
-
-
-
Luchtfoto van de Holiërhoeksche
Polder, ten noorden van Kethel.
waarop de langgerekte percelen
goed te zien zijn, 1961. (Collectie
Stadsarchief Vlaardingen)
De Vlaardingse Vaart met de drie vlieten, 1955. (Collectie Stadsarchief Vlaardingenl
die dam ook een sluis om het water uit de
kreek door te kunnen laten. Dat hoeft
overigens niet per se bij deze dam te zijn,
want soms bleek het handiger de sluis op
een andere plaats te maken en bijvoorbeeld
met kanalen een aantal kreken daarmee te
verbinden. Het gerucht doet de ronde dat er
een sluis onder de huidige Hoogstraat zou
zijn geweest, die mogelijk kreken ten westen
van de stad uitwatering bood. Of de
Vlaarding zijn eigen sluis - bijvoorbeeld bij
het huidige Plein Emaus heeft gehad, of
wellicht ook via de sluis onder de
Hoogstraat afwaterde, is niet bekend.
Misschien biedt archeologisch onderzoek in
de toekomst hierover uitsluitsel. Later
maakte men onder andere de Vlaardingse
Vaart door enkele kreken te kanaliseren en
met elkaar te verbinden. Drie groepen van
polders hadden aan het eind van die vaart
elk een eigen sluis. Nu bevindt zich op die
plek de 'Vlaardinger Driesluis', tussen de
Hoogstraat en de Kortedijk. Ten westen van
Vlaardingen, daar waar de Zuidbuurtseweg
aftakt van de Maassluissedijk, werden
uitwateringen gemaakt die het gebied ten
westen van de oude stad ontwaterden. Deze
passeerden de dijk bij de sluizen bij
Hutgenshoeck. Mogelijk waren dit drie
sluizen die elk met een eigen 'kanaal' waren
verbonden met het water van de
'Zevenhonderd Gaarde'.Vanaf 1340
verbeterde men deze afwatering door weer
drie kanalen met elk aan het einde een sluis
te maken Die kanalen verkreeg men door
bestaande kavelsloten aanmerkelijk te
verbreden. Zo ontstonden de drie vlieten bij
de Vlaardingse
Vhedanden, met hun
sluizen bij het huidige
Maassluis.
Elke polder is, zoals
gezegd, verantwoordelijk
voor zijn eigen
waterhuishouding. Om
zaken die diverse polders
aangaan, zoals de
gezamenlijke
uitwatering, goed te
regelen en af te
stemmen, werd een
nieuwe vorm van bestuur
in het leven geroepen: het heemraadschap.
Voor de polders rond Vlaardingen is dat het
Hoogheemraadschap Delfland. Na het
afdammen van de kreken bleven de kaden
langs de meeste watergangen gehandhaafd
en werden deze later zelfs aangevuld tot de
watergangen geheel door kaden en dijken
waren omgeven. Het water in deze
watergangen kwam boven het niveau van de
polders te hggen, die hun water met molens
daarin uitsloegen. De watergangen moesten
ook hoog hggen omdat anders de
uitwateringssluizen niet zouden werken.
Tezamen vormen deze watergangen de
zogenaamde boezem: zolang deze niet te vol
is, kunnen polders daarop blijven uitmalen,
waardoor het minder vaak voorkwam dat
polders blank stonden en er dus efficiënter
van de landbouwgronden gebruik kon
worden gemaakt. Tot deze boezem behoren
de al eerder genoemde Vlaardingse Vaart en
de vlieten.
Het waterpeil in die Vaart is sinds de
Middeleeuwen nauwelijks gewijzigd. Het
water wordt met kaden uit de polders naast
de Vaart geweerd. De grond in die polders is
sinds de Middeleeuwen alleen maar verder
ingeklonken (en zal steeds verder in blijven
Hinken). Oorspronkelijk lag deze grond
echter veel hoger dan het water in de Vaart.
Andere watergangen bleven of kwamen op
polderniveau te hggen en zijn nu soms nog
als brede, slingerende poldersloten
herkenbaar. De Zweth tussen de
Hohërhoeksche- en de Zouteveensche
Polder en de Poeldijkse Wetering tussen de
Aalkeet-Binnenpolder en de Aalkeet-
Buitenpolder zijn daar
voorbeelden van. Vaak
hebben ze de functie van
tochtsloot: de
hoofdwatergang van één
of meer polders, die
water uit zij- en
kavelsloten afvoert naar
een molen of gemaal.
Bert van Bommel
De uit de late zevende eeuw daterende
nederzetting Vlaardingen is door de
ligging op de kruising van verschil
lende waterwegen van Oude Maas en de
Merwede zeer gunstig gelegen om zich te
ontwikkelen tot handelsplaats. Dankzij de
Vlaarding beschikte men ook over een
natuurlijke haven. De gunstige ligging, het
omringende water en het achterhggende
hoogveengebied maakten het ook tot een
makkehjk verdedigbare locatie. Tezamen
met de vruchtbare opgeshbde gronden was
Vlaardingen zo een aantrekkelijke plek voor
vestiging van de graven van Holland.
Bovendien kreeg graaf Dirk II van de
Duitse keizer Otto III in 985 het wildernis
regaal in eigendom. Om de eigendom op
de wildernis te gelde te maken, het de graaf
de wildernis ontginnen. Mogelijk waren de
gebeurtenissen in 985 dan ook de
aanleiding om te Vlaardingen een grafehjk
hof te stichten, hoewel een eerdere stichting
zeker niet valt uit te sluiten. Dit grafelijke
hof is door middel van bronnenonderzoek
getraceerd op de 'Hogewerf', daar waar het
Liesveldviaduct aansluit op de Markgraaf
laan. Op deze plaats zijn in 1992 bij arche
ologisch onderzoek door de Rijksdienst
voor Oudheidkundig Bodemonderzoek
(ROB) grachten aangetroffen die een
terrein van 110 bij 74 m omsloten.Vanuit
de grafehjke hof (ook wel aangeduid als
curtis, villa of vroönhoeve) werden de ont
ginningen gecoördineerd. Aan deze curtis
waren ontginningsboerderijen verbonden,
zogeheten mansi of cijnshoeven. Een
1111111 it1111
1 i 1
1111 pi 111111 i'f'f'f1 Pl'iftR
2
Ontginning 7
De eerste kades (1 en 2) boden bescherming tegen het
rivierwater dat van opzij kwam en tegen het veenwater.
(Tekening: E. van der Linden, VLAK
1 1 1 1,1 1,1 1 1 1 1 1 1
111
1 1 1 1 1 I 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1,1,1.1,1,1,1,1,1,1,1,1,1,1,1.1.1,1.1"
r
r 111111111111111111111111111 r' 1111 f 11111
In een later stadium werd ook dichter langs de rivier een kade
aangelegd. De loop van de ontginningswegen Groeneweg,
Markgraaf laan en Broekweg vertoont hiermee een sterke
gelijkenis. (Tekening: van der Linden, VLAK)
Musis 258