De locatie van de Hogewerf en de Groeneweg, de Markgraaflaan en de Broekweg op de kaart van Cruquius (17121; het keizerlijke leger landde op 29 juni 1018 vermoedelijk in de binnenbocht van de Merwede (L) bij Vlaardingen, waarna het oprukte richting de burcht (B) van de opstandige graaf Dirk lil. De weg werd versperd door dijken (dikke zwarte lijn; Groeneweg/Markgraafiaan), waarachter Friese kolonisten zich op de hooggeslibde oeverwallen (F) hadden verschanst. Het keizerlijke leger dat via een omweg wilde aanvallen, raakte door misleiding van de vijand in paniek, vluchtte vervolgens naar de inmiddels drooggevallen schepen, alwaar (S) het werd verslagen door de Friezen en het grafelijke leger. (Tekening: E van der Linden, VLAK belangrijk aandeel in de ontginning had een groep Friezen die zich voor 1018 in het Merwedewoud vestigde. Aangezien in die periode de naam Friesland zich uitstrekte van Duinkerken tot Noord-Duitsland, is het niet mogelijk om te bepalen waar we de herkomst van deze Friezen moeten zoeken. Om meer greep op de ontginningen te krijgen, onderwierp de graaf deze Friese kolonisten en gaf hij aan ieder een kavel om deze te bebouwen. Over de opbrengsten moesten zij belasting (cijns) afdragen aan de graaf. De kolonisten waren daarmee wel cijnsplichtig, maar geen horigen: zij hadden - behalve heervaart - verder geen verplichtingen tegenover de graaf. De graven van Holland (zoals zij zich vanaf 1100 gaan noemen) opereerden in de marge van het Duitse Rijk waardoor zij nogal eigengereid konden optreden. Zij eigenden zich dan ook allerlei rechten toe die eigenlijk bij de keizer berustten. Graaf Dirk III hief namelijk tol op de Maas. De geestelijke Alpertus van Metz heeft het zelfs over zulke hoge schattingen dat men sprak over afgesloten handelswegen.Tielse koopheden beklaagden zich dan ook bij de keizer dat de handel op het eiland, waarmee Engeland bedoeld werd, vrijwel stil kwam te liggen met als gevolg een daling van de belastinginkomsten van de keizerlijke schatkist. Op de Rijksdag in april 1018 in Nijmegen bepaalde keizer Hendrik II, niet ongevoelig voor het argument van het verhes dat zijn schatkist leed, dat de tol van zijn opstandige neef, Graaf Dirk III, als ille gaal moest worden bestempeld. De keizer geeft aan hertog Godfried opdracht om met een keizerlijk leger de eigenzinnige graaf een lesje te leren. Op 29 juh 1018 vertrekt er vanuit Tiel richting Vlaardingen een keizerlijk leger. Uit de beschrijvingen van Alpertus kunnen we opmaken dat het leger bij een binnenbocht aan de Maas aan wal ging, waarschijnlijk tussen Vlaardingen en Maassluis. De graaf had zich inmiddels met een leger teruggetrokken in zijn burcht en de Friese kolonisten hadden zich verschanst op hoger gelegen plekken waarin we de hoog opgeshbde oeverwallen of het hoog veen kunnen herkennen. Het feit dat de Friezen de graven bijstonden, kan wijzen op heervaart. Dat houdt in dat de kolonisten verphcht waren om mamien te leveren die de graaf moesten bijstaan als er strijd geleverd moest worden. De hertog zag zijn strijdpad versperd door dijken. Mogehjk kunnen we deze identificeren met de Groeneweg en de Broekweg die de pas ontgonnen cultuurlanden omsloten en heel goed als kaden of als dijken gediend kunnen hebben. Over het algemeen legde men eerst haaks op de rivier - in dit geval de Oude Maas - een kade aan, die aan het einde afboog in de stroomrichting van de rivier (in dit geval in westelijke richting). Later legde men ook direct langs de rivier een kade aan, waardoor een U-vormige bedijking ontstond. Dit beeld komt mooi overeen met dat van de Groeneweg en de Broekweg. In dit geval zouden de Broekweg en de Markgraaflaan dan ook iets ouder moeten zijn dan de Groeneweg die het dichtst langs de Oude Maas is gelegen. Hoewel deze eerste dijken niet hoog zullen zijn geweest, zag de hertog hier toch een hindernis in. Misschien hadden de Friezen zich wel achter deze lage dijken verschanst, want het omsloten ontgonnen gebied bestond grotendeels uit hoogopgeslibde oeverwallen. De hertog besloot daarop rechtsomkeert te gaan om via een omtrek kende beweging de burcht alsnog te belege ren.Terwijl het leger van de hertog zich ontkeerde, riep iemand, zoals Alpertus het noemde "een ellendige schurk, een verwant van de rovers (daarbij doelend op de graaf) dat de hertog in de voorhoede, door een aanval van de Friezen (de onlginners) in liet nauw gebracht, de strijd ontvlucht was, en dal ieder voor zir.li maar moest zien dat hij zijn leven redde.Onder het keizerlijke leger brak vervolgens paniek uit en men vluchtte terug naar de plaats waar de schépen aan wal waren gegaan en stortte zich halsoverkop in de rivier. Met velen tegelijk begon men ongecoördineerd aan de schepem te trekken om zo snel mogehjk aan boord te kunnen gaan. Hierdoor trok men, mede door de zware uitrusting, de schepen echter om, waardoor deze zonken. De graaf en de Friezen maakten handig gebruik van de paniek en slachtten het keizerlijke leger af. Uiteindelijk zouden er aan de rijkszijde De Slag bij Vlaardingen in 1018; (fantasie-)pentekening van Octave De Coninck (1894-1974). Collectie Stadsarchief Vlaardingen) niet minder dan 900 doden zijn gevallen, waarbij hertog Godfried maar ternauwer nood door de graaf uit handen van de Friese kolonisten gehouden kon worden. De lijken werden vervolgens beroofd van al hun bezittingen, zelfs hun kleding. Alpertus merkt op dat over een afstand van 2 mijl langs de oever er zich een witte glans aftekende van de ontklede lichamen. Zelfs vijf maanden later, in december, lager er nog lijken. De tol die het keizerlijk leger had moeten betalen was zeer hoog. In 1047 wordt opnieuw een keizerlijke strafexpeditie naar Vlaardingen gestuurd om de opstandige graaf een lesje te leren, waarbij de graaf opnieuw zegevierde. Blijkbaar wisten de graven de tol in handen te houden. Het tolbedrag zal met met name ui zilver zijn betaald waarmee in Vlaardingen m de periode van 1080 tot 1121, maar mogelijk al eerder en ook later, munten werden vervaardigd. Van deze zeldzame munten zijn thans vier exemplaren bekend: drie uit Zweden en écn uit Rotterdam. De graven sloegen dus letterlijk munt uit de tol. Tim de Ridder Munten geslagen in Vlaardingen (1080-1121). (Bron: Jacobi, 1997) 259 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 259