10. HOOG WATS IN VLAARDINGEN
SMÉ
Vlaardingen ligt van oudsher in een
deltagebied waar kreken en rivieren de
dienst uitmaken. Hiervan getuigt een
dik pakket zand en klei. Op het bedrijven
terrein Hoogstad hebben inheemse boeren
getracht zich tegen de overstromingen te
beschermen door dammen aan te leggen.
Het archeologische onderzoek heeft aanne
melijk gemaakt dat tussen 100 en 120 na
Chr. bij een overstroming een deel van de
dammen is weggeslagen. Dat hierbij ook de
zee-invloed zich deed gelden, blijkt wel uit
de vondst van een compleet haringskeletje
dat ingebed in klei aangetroffen werd in een
damdoorbraak.
De eerste bekende historische overstroming
dateert uit 838.Volgens oude kronieken trof
op Sint Stephanus (26 december) een grote
ramp het land, waarbij ook Vlaardingen ver
zwolgen zou zijn door een enorme water
vloed. Een anoniem 18e-eeuws schilderij,
getiteld 'Nedergank van Flardinga', herin
nert denkelijk aan deze watervloed of aan
die van 1163. Om de toenemende water
overlast het hoofd te bieden, begon men de
grond waarop men woonde op te hogen,
waardoor zogeheten terpen ontstonden.
Na de overstromingsramp van 1134, legden
monniken van de abdij van Egmond in
opdracht van de Hollandse graaf langs de
Maas een dijkenstelsel aan. Doordat de dijk
vlak langs de Maas werd aangelegd, kon het
Maaswater bij hoogwater geen kant op
waardoor de kans op een overstromings
ramp juist toenam. Op 21 december 1163
werd daardoor bij Vlaardingen de dijk over
een lengte van ruim 2 km weggeslagen.
Vrijwel heel Vlaardingen werd bedekt met
een kleilaag die op sommige plekken wel
een dikte bereikte van bijna een meter.
Geologen spreken dan ook wel van het
zogeheten 'Vlaardingendek'. Door deze
overstroming verloor Vlaardingen haar voor
aanstaande positie als grafelijke hoofdstad.
Direct na de overstroming liet de graaf het
dijkherstel ter hand nemen. De dijk werd
iets landinwaarts gelegd, waardoor een
zogeheten inlaagdijk ontstond en het Maas
water weer de ruimte kreeg. Het dijkherstel
had succes, want bij de overstromingsramp
van 1170 bleefVlaardingen ditmaal gespaard.
Rampen met de omvang van de grote
overstroming van 1163, zijn ook nadien in
dit gebied niet meer voorgekomen.
De archieven van de hoogheemraadschap
pen geven veel informatie over de waters
noodrampen, die ons land in de loop van de
eeuwen getroffen hebben. Men spreekt
overigens pas van 'watersnood'wanneer er
sprake is van een dijkdoorbraak ten gevolge
van een stormvloed door opgejaagd
zeewater of door hoog oppervlaktewater
van de rivieren.
Op 19 november 1248 braken tijdens een
stormvloed de dijken van de nieuwe
inpolderingen bij Kethel in Delfland
(Babbers-polder) door. In Delft kon zelfs
zeevis worden gevangen!
Door de inlaag die na de ramp van 1163 is
gemaakt, ontstond er voor Vlaardingen een
'verdronken land', dat er waarschijnlijk
eeuwenlang als een gorzenlandschap bij
gelegen heeft. Bij hoog water konden de
schepen tot aan de Markt varen. Het water
stond dan menigmaal ten zuiden aan de
voet van de terp.
Om de terp tegen afkalving te beschermen
had het Hoogheemraadschap Delfland een
stenen muur laten bouwen die de
kerkheuvel moest beschermen. Bij
archeologisch onderzoek in de Bredesteeg is
deze muur aangetroffen. De muur bood
blijkbaar onvoldoende bescherming
aangezien in 1494 de Vlaardingers zich
erover beklaagden dat door de slag van het
water de stenen muur deels ingestort was.
Bij die afslag aan de zuidzijde van de terp
kwamen overigens allerlei muurresten
tevoorschijn waarover men schreef
Wantet noch veel luyden heugen dattet al
landt was voor desen voorscr. Dijck, want die
straten ende huysen van der voorsc. Stede al
meest daer stonden, als men wel bevonden heeft
ende noch wel bevindt an die dooden, die daer
hiervoorvoortijts begraven zijn in uytgehouden
hoornen, ende dat nu al tsamen metter water
vergaen is Regelmatig kwamen bij het
afslaan van de terp dus resten van muren en
zelfs doodskisten aan het licht, hetgeen het
verhaal voedde dat het oude middeleeuwse
Vlaardingen geheel vergaan was.
Archeologisch onderzoek in de Zomerstraat
heeft echter geen oudere scherven dan de
twaalfde of de dertiende eeuw opgeleverd,
zodat we mogen aannemen dat het oude
Vlaardingen nog gewoon bestaat en geheel
schuil gaat in de grote terp.
Uiteindelijk wist men het Maaswater te
temmen door het aanleggen van zogeheten
duikeldammen. De Baanstraat, een zijstraat
van de Zomerstraat, gaat terug op een
dergelijke duikeldam. Het betreft een
aardlichaam van tientallen meters lengte dat
aan beide zijden beschoeid is met palen.
Dankzij deze duikeldammen werd de
stroom van het Maaswater geremd en werd
de aanslibbing bevorderd waardoor
Vlaardingen langzaam maar zeker in
zuidelijke richting kon
worden uitgebreid.
Zo leidde de bescherming
van de terp uiteindehjk, al
dan niet bewust, tot stadsuit
breiding in zuidelijke richting.
Het overstromingsgevaar bleef
echter wel op de loer liggen.
De Allerheiligenvloed op
1 november 1570 staat
bekend als één van de
verschrikkelijkste rampen uit
de geschiedenis. Delfland
kwam er, mede dankzij een
in de jaren 1562 en 1563
aangebrachte verhoging van
de Maasdijk, redelijk goed
vanaf. In Vlaardingen spoelde
Het anonieme 18e-eeuwse schilderij 'Nedergank van Flardinga
verbeeldt wellicht de grote vloed die Vlaardingen in 838 of in
1163 trof. (Collectie Stadsarchief Vlaardingen)
het water op de Markt bij de Maassluisse-
dijk naar binnen en aan het begin van de
Hoogstraat raakte de dijk lek.
De St. Nicolaasvloed van 5 op 6 december
1665 veroorzaakte slechts geringe schade.
De Maasdijk liep over, maar een doorbraak
bleef uit. In Vlaardingen bereikte het water
een hoogte van 2 duim beneden het merk
van de Allerheiligenvloed, dat zich in de
muur van herberg De Zalm in de Smalle
Havenstraat bevond. De stormvloed van
26 januari 1682 was aanmerkelijk erger en
liet het waterpeil hier stijgen tot een hoogte
van 3,70 m boven N.A.P. Een peilmerksteen
in het voormalige sluishuis bij de Vijfsluizen
heeft lang de herinnering levend gehouden
aan de Kerstvloed van 25 december 1717.
Eén van de belangrijkste stormvloeden, en
de eerste waarvan meteorologische waar
nemingen bekend zijn, was die van 14 en
15 november 1775. Deze werd veroorzaakt
door een noordwestelijke tot west-noord-
westelijke storm. Nabij Vlaardingen brak de
dijk van de Vettenoordsepolder door,
waardoor de polder overstroomd werd.
In panden aan de Vossenstraat, Landstraat en
Zomerstraat werden ter herinnering
peilmerkstenen ingemetseld. De vloedsteen
(met merken van de hoge vloeden van 1682
en 1775) bij de Vossenstraat verdween bij de
bouw van 'de kameel'.
Het zogeheten guanoschuurtje oorspronkeli/k voor opslag van vogelmestl langs de
Nieuwe Maas - waar nu de Maasboulevard ligt - tijdens de overstromingsramp van
1953. (Collectie Stadsarchief VlaardingenI
265 Musis