20, DE V EN s C3 Uj O. Q DeVulcaanhaven is ontstaan toen de N.V. Handels- en Transport Maatschappij Vulcaan en N.VVulcaan Kolen Maatschappij in 1913 een stuk opgespoten terrein tussen de Schiedamsedijk en de Nieuwe Maas had gekocht met de bedoeling daar een ertsoverslagbedrijf te vestigen. Het bedrijfVulcaan was geboren uit de scheepswerfVulcaan te Stettin, die weer eigendom was van de familie Thijssen. De familie Thijssen bezat reeds kolen- en ertsmijnen en een staalindustrie. Tevens was ze eigenaar van Rijnrederij Vulcaan met een binnenvaartvloot en van de Halcyon Lijn met z'n eigen zeeschepen, waaronder in die tijd de Vredenburg en de Maasburg wel de bekendste waren. Later werden dit de stadsschepen, waaronder de 'Stad Vlaardingen' met zijn laadvermogen van 12.000 ton, die rond 1950 één van de grootste vrachtschepen was. Dat deze schepen vaak de Vulcaanhaven bezochten, blijkt uit het feit dat in de periode van 1948 tot 1972 door deze stadsschepen niet minder dan 476 reizen op de Vulcaanhaven werden gemaakt. Het schip 'Stad Vlaardingen' was daarin koploper met 50 reizen. Deze schepen werden met name doorVlaardingers bemand, zodat de bijnaam 'Vlaardinger Lloyd' luidde. Op deze schepen bevonden zich gemiddeld 30 bemanningsleden. Het eerste schip, het stoomschip 'Bruckhausen' met 2.500 ton erts aan boord, arriveerde reeds op 3 januari 1920 in de haven. Op weg naar Rotterdam was de Vulcaanhaven overigens niet de enige overslagplaats die men tegenkwam. Op de plaats waar later het vrieshuis bij Poortershaven zich bevond, bestond reeds tussen Hoek van Holland en Maassluis het overslagbedrijf van Jos de Poorter, die daar met eigen schepen erts aanvoerde en oversloeg. Hij deed dit met arbeiders uit Rozenburg, Maassluis en Vlaardingen. Het betrof met name vissers die vanwege het mijnengevaar in de Eerste Wereldoorlog brodeloos waren. Om een indruk te geven van wat er allemaal plaatsvond in de Vulcaanhaven, volgen hier enige cijfers. In 1925 werd overgeslagen 2.103.652 ton ijzererts, 400.785 ton kolen en aan diversen 126.291. Dus een totaal van 2.630.728 ton, die door 593 zeeschepen was aangevoerd en werd doorgevoerd met 2.699 binnenschepen. Bij het graven van de Vulcaanhaven (de grootste particuliere haven van Europa), werd achter de kademuur een ertsput aangelegd voor de opslag van erts en kolen (afmeting 400 x 100 meter) om in tijden van lage waterstand of vorstperiode goederen in opslag te kunnen nemen. Deze put werd door de laad- en losbruggen volledig bestreken en had een capaciteit van één miljoen ton. Vóór de Tweede Wereldoorlog was 1926 het belangrijkste jaar. Door de kolenstaking in Engeland werd niet minder dan 1.556.923 ton kolen overgeslagen, doordat 1.020 zeeschepen de Vulcaanhaven (daarvoor ook al een belangrijk bunkerstation) aandeden. Grote lijnboten van Hapag, Norddeutscher, Lloyd alsmede de Zweede Kruisers Fylgia met aan boord een Zweedse prins, en Oskar II kwamen bunkeren. Sommige namen wel vier- tot vijfduizend ton mee. Op 31 december 1919 werd bij een Rotterdamse notaris een oprichtingsakte gemaakt voor de naamloze vennootschap HavenbedrijfVlaardingen-Oost N.V, waarvan artikel 9b van de statuten luidde: "Het doen stichten van gebouwen en het doen bouwen van schepen en vaartuigenDit artikel in de statuten opende dus de mogelijkheid tot scheepsbouw, wat een doordachte zet bleek te zijn. Doordat zeeschepen snel schade opliepen door de enorme zware grijpers of door stormweer of doordat de schepen anders averij hadden opgelopen, had men al gauw door dat ook daaraan geld te verdienen viel. Hieruit is dan ook later de Scheepswerf, Machinefabriek en Constructiewerf H.V.O. ontstaan. In 1923 werden bij HavenbedrijfVlaardingen-Oost twee grote laadbruggen in gebruik genomen zodat er ook daar nog meer arbeiders, waaronder veel uit Rozenburg, bij kwamen. Er waren bij H.VO. 110 man in vaste dienst, waarvan 50 man in de fabriek en nog 240 losse arbeidskrachten. Nadat in 1944 de gehele kade en de kranen door de Duitsers vernield waren, werd in 1945 snel met de wederopbouw begonnen. Daar was eerst de opslag van Rijkswaterstaat. Enorme voorraden ijzer werden aangevoerd, zoals betonijzer, profielijzer en landingsmatten van staal, die gebruikt waren bij de landing in Normandië. Door de fabriek van H.VO. werden Baily en Calender Hamilton- materialen voor de noodbruggen in elkaar gezet. In 1951 werd een dwarshelling in gebruik genomen en in 1952 werd de zeesleper Trapu gebouwd. Daarna volgden: tanks voor de Nieuwe Matex, hangars voor de luchthaven Rotterdam Airport, staalbouw voor het Gemeente Abattoir Rotterdam, staalbouw voor de Gemeente Dieren, sluisdeuren, meerboeien, grijpers, kranen en vele reparaties aan zeeschepen. In de haven waren rond 1950 spoedig drijvende kranen beschikbaar. In 1955 twee laadbruggen, in 1958 gevolgd door de derde brug (in 1999 is overigens één van die drie laadbruggen 'geruisloos' verdwenen!). De schepen werden groter, zodat vanwege de diepgang Frans Swarttouw in 1964 besloot van de Waalhaven naar de Lauwershaven te verhuizen. Eind 1969 zouden alle machinale stuwadoors het Rotterdamse havenbeeld verlaten. Havenbedrijf Corn. Swarttouw, Hollandse Stuwadoor, Aegir, Frans Swarttouw, HavenbedrijfVlaardingen-Oost N.V. kwamen een fusie overeen met 65% Thijsen-Bornemisza en 35% Internatio Muller. Men ging verder onder de naam: Havenbedrijf Vlaardingen-Oost in de Vulcaanhaven, 1958. Collectie Stadsarcl De Vulcaanhaven mei rechts Havenbedrijf Vlaardingen-üost. 1926. /Collectie Stadsarchief VlaardingenI Musis 282

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 282