Everard ter Haar Musis 296 Co O I— Oc T 5 Q —j Q O. Uj Q Bij 'Schiedamse molens' denkt men meteen aan de serie brandersmolens die de oude stadskern omzoomt. Deze molens vormen de identiteit van de jeneverstad en zij worden dan ook ingezet als troef bij campagnes om de stad te promoten. De afgeknotte molens langs de Poldervaart zijn minder bekend en ook minder zichtbaar in hun landelijke situering. Ze liggen bijna verstopt in weldadig struweel, alsof ze een geheim bewaren. Ze staan als gebouw weliswaar niet bovenaan de monumentenlijst en het zijn geen objecten waar groepen toeristen naartoe geleid worden (houden zo), maar in cultuurhistorisch opzicht zijn deze bouwwerken -en hun directe omgeving- van grote betekenis. Met hun rol in de geschiedenis van de water beheersing staan ze aan de basis van wat inmiddels ook een Hollands export product lijkt te zijn: het poldermodel, een pragmatische manier van samen werken, gegroeid uit de noodzaak om de voeten droog te houden. Zonder nu alle geheimen van deze lan delijke molenreeks te willen of kunnen ontrafelen, is enige bekendheid buiten de kring van historievorsers niet overbodig. In het juninummer van Musis werden verschillende ontwikkelingen rond de ecologische zone aan de orde gesteld zoals de landinrichting in Midden- Delfland, een stuk 'nieuwe' Poldervaart bij het Beatrixpark, ideeën uit de regio voor het Vijfsluizengebied en de provinciale belangstelling voor het inventariseren van cultuurhistorische elementen in stad en land. Ook werden enkele historische objecten rond de Poldervaart genoemd, zoals de Blauwe Brug en Café de Halve Maan. De sporen hiervan zijn echter geheel uitgewist door de aanleg van de A20 in de jaren '60. Dat geldt niet voor molens en sluizen.Van de meeste molens, omstreeks 1925 ontmantelde molens staat de romp er nog en ook water gangen en terpen vormen herkenbare elementen. Zelden genoemd wordt de Noord-Kethelse Zuidmolen, nabij de Kandelaar/de Schie. In genoemde Schiedamse publicaties ontbreekt die veelal, vanwege de ligging op Rotterdams grondgebied (overigens pas sinds 1941 bij de opheffing van Kethel als gemeente). De eerste overeenkomst tussen de Poldervaartmolens is dat ze alle ontdaan zijn van al die prachtige windmolen werktuigen, die -veelal omstreeks 1925- vervangen werden door machines. Tussen Kandelaar -waar de Poldervaart aftakt van de Schie- en Vijfsluizen zijn zes molens in bedrijf geweest (de 'kleine Babbersmolen' niet meegerekend), waarvan vijf als poldergemaal en een als korenmolen. Hun benamingen verwijzen naar de polders die ze droog moesten houden: (van zuid naar noord, zie kaartje) de Babbersmolen, de Nieuwlandse molen, de Hargmolen, de Westabtsmolen en de Noord-Kethelse Zuidmolen. De mensen in de omgeving spraken overigens van 'de molen van Korpershoek' en 'de molen van Post' etc.. De familie Korpershoek heeft vele generaties op de Hargmolen gediend. De aanduiding 'molen van Post' kan verwarring scheppen omdat verschil lende telgen op zowel de Babbersmolen, de Westabtsmolen als op de Nieuwlandsemolen werkten. De enige korenmolen in de rij is de 'molen van Bregman', gelegen in Bijdorp tegenover de Margriethal, ook 'geknot' -van wieken ontdaan- in dezelfde periode -'jr..,. V' van omstreeks 1925. Overigens is bij iedere molen sprake van een eeuwenoude eigen geschiedenis van herstel, verbetering en sloop/nieuwbouw, soms tot drie molenversies toe. In de vijf bewaard gebleven molenstompen wordt DE MOLENS VA

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 296