313 Musis gepekeld varkensvlees een onderdeel was. De Schiedam mers kochten in november op de markt een varken dat zij in een kot bij hun huis een jaar vetmestten en dan slachtten. 'Varcke Marcksdagh' was ieder jaar op de Grote Markt voor het stadhuis en in de Lange Kerkstraat. Om de economische activiteit in Schiedam te stimuleren besloot de stad in 1808 de markt uit te breiden tot iedere vrijdag in de maand november. De feestelijke jaarlijkse' markt bleef op de Grote Markt, maar de 'gewone' verhuisde naar de zuidzijde van de Vlaardinger Poort, waar ook de Paarden markt was. Het werd geen succes en de markt ging ongemerkt terug naar eenmaal per jaar op de tweede vrijdag van november. Vanaf 1861 konden de Schiedammers jaarlijks in het gemeenteverslag lezen dat er nauwelijks nog varkens werden aangevoerd. Niet alleen de geringe aantallen aangevoerde en (on)verkochte varkens bewijzen dat de markt niet liep, ook de verzoeken van de pachters om vermindering of kwijt schelding van hun pacht en de bochten, waarin zij zich wrongen om aannemelijk te maken dat ze nauwelijks iets verdienden, duiden op de teloorgang van de Schiedamse Varkensmarkt. Zeker is dat er jaarlijks minder varkens werden aangevoerd. In 1848 waren het er nog 40, maar in 1868 resteerden slechts acht stuks en in 1869 nog maar vijf, die geen van alle verkocht werdenln de loop van de negentiende eeuw veranderde de economische infrastructuur. Overal werden (spek)slagerij en geopend, waar iedereen spek en varkensvlees kon kopen. Dat maakte het aanleggen van wintervoorraden onnodig. De Varkensmarkt bleef echter bestaan als onderdeel van de plaatselijke folklore.Vroeger waren vrouwen en kinderen meegekomen met hun mannen en vaders die op de Varkensmarkt een -stuk van een- varken gingen kopen, terwijl er voor de kinderen kramen met lekkernijen stonden. De Varkensmarkt was een dagje uit. De Schiedamse dominee Franfois HaverSchmidt, bekend als de dichter Piet Paaltjens, vertelde in 1893 in een voordracht in Musis Sacrum over de tradities van de Varkensmarkt. Een ervan was het wegen van een varken in de Waag voor het Nederlands Hervormde Weeshuis. Dat gebeurde ieder jaar, aanvoer van varkens of niet. Een andere was het blazen door de bewoners van het Broersveld en de Gorzen op de avond voor de markt op holle kruiken en koehoorns om de grote dag in te wijden. In 1901 beleefde de Varkensmarkt nog één keer een kortstondige wederopstandig. In de euforie van de nieuwe algemene weekmarkt die dat jaar werd ingesteld, werden 22 varkens aangevoerd, in de Waag naast de kerk gewogen, en in de Lange Kerkstraat verkocht, terwijl op de Grote Markt de verhandelde paarden geleide lijk terug. Aan het eind van de eeuw was de Schiedamse Paardenmarkt niet veel meer dan een terloopse vermelding in de almanak van de Maat schappij van Landbouw.Van een actieve markt was geen sprake meer. De Schiedamsche Courant riep de Maatschappij van Landbouw op de markt door het uitloven van prijzen nieuwe prikkels te geven, en het gemeentebestuur om hem te subsidiëren. In september 1948 kondigde de Nieuwe Schiedamsche Courant de opheffing van de paarden markt aan. Nostalgisch schreef de krant over veekoopman De Kuup die met sap van zijn pruim tabak doordrenkte krachttermen 'tegen de luiken van het stadhuis knetterde', en beleefd verzocht zij de raadsleden een grafrede uit te spreken,'in stijl heren!!!' Op 25 september 1948 trok de gemeenteraad de verorde ning op de Paardenmarkt in. Een grafrede werd niet uitgesproken. In 1908 werd alweer een poging gedaan in Schiedam Speciale eenmalige paardenmarkt1948. Collectie GA Schiedam. draaimolen en de handelaars in landbouwartikelen, Engelse pepermunt, koek en molen tjes goede zaken deden. Met de Varkensmarkt verdwenen in 1937 ook de tradities. De Paardenmarkt bleef een echte, zij het ook bescheiden markt. In 1866 werden nog 93 paarden aangevoerd en 25 verkocht. Daarna liep het aantal een markt van de grond te krijgen, ditmaal om het venten door kooplui van buiten Schiedam in te perken. De raad stelde een zaterdagse avondmarkt in aan de Broersvest, tussen de Oostmolen en de Boterstraat. Voor de eerste marktavond waren veel kijkers en zelfs de hele politiemacht op de been, maar de koopheden heten het afweten. Hoewel de markt geleidehjk meer koopheden en kopers trok en dus een succes dreigde te worden, was ook hem geen lang leven beschoren.Voor de verande ring waren nu de winkeliers tegen. Zij zaten op lasten van gemiddeld zo'n vijf gulden per week en dan mochten op de drukke zaterdagavond 'vreemde' marktkooplui voor een dubbeltje voor hun neus komen staan en hun klandizie wegpikken. Dit bezwaar werd de toenmalige burgemeester M.A. Brants te veel. Zijn voorstel was om er dan maar definitief een einde aan te maken. Het raadshd M.C.M. de Groot vond het niveau van de discussie beden- kehjk.Hij vroeg zich af of bij het voorstel voor opheffing ook aan de kopers was gedacht. Dat waren immers de minst draagkrachtige Schiedammers. De meerder heid steunde echter het voorstel van burgemeester en wethouders. En zo werd met ingang van 1 februari 1910 alweer een Schiedamse markt opgeheven. In 1922 kwam in de gemeenteraad bij de bespreking van een voorstel tot het instellen van een nieuwe markt, eindehjk het hoge woord eruit: Schiedam was geen marktstad omdat de stad geen centrumfunctie heeft. En uiteraard werden de bij de besprekingen de mislukkingen van de afgelopen decennia van stal gehaald om aan te tonen dat in Schiedam iedere markt gedoemd is te mislukken. De korte maar gunstige ervaring met de potentie van de avondmarkt van 1908 had Schiedam kunnen leren dat de stad behoefte had aan een wekelijkse warenmarkt voor inwoners met een bescheiden beurs. Het zou echter tot 1950 duren, voordat de Schiedamse markt voluit om de gunst van de koper kon gaan werven. Dat gebeurde weer op vrijdag, de dag die Aleida in 1270 voor de wekelijkse markt had vastgesteld.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 313