In
1
ilïflï
■W
321 Musis
Terugblik van Maijo van
Soest. Een herkenbaar
schilderij vol spanning en
krampachtig ingehouden
emotie. De toelichting van
de mevrouw die het heeft
uitgezocht voegde daaraan
niets toe. Dat ligt natuurlijk
anders, als het gaat om de
wethouder van kunstzaken of
een persoonlijk goede
bekende, want mets
menselijks is ons vreemd en
een beetje voyeur zijn we
allemaal. Ik was niet verbaasd
over de kunstpolitiek
correcte keuze van
cultuurwethouder Luub
Hafkamp: het inderdaad
intrigerende Oerbeest van
Karei Appel. Dat hij het
schilderij heeft gekozen,
omdat hij getroffen werd
door de felle en heldere
kleuren en omdat het beest is
neergezet met scherpe
contouren, ik geloof het
graag, en natuurlijk is het
interessant voor de burgers
om de kunstsmaak te kennen
van de wethouder die het
kunstbeleid maakt.
Toegevoegde waarde echter
geeft pas het citaat van
cobraschilder Asger Jorn, dat
Hafkamp aanhaalt. Dat legt
een verhelderend verband
tussen dit soort Cobrawerken
en de fantasiebeesten die
Jeroen Bosch en Pieter
Brueghel schilderden. Zo'n
mededeling is van belang
voor iedereen die
geïnteresseerd is in de
inspiratiebron van de
Cobrakunst, en verhoogt het
kijkgenot. Ook de keuze van
kunsthistoricus en
bibliothecaris Ron Brand is
herkenbaar: Zonder Titel van
Jacques Tange. Op dit
kleurige en intrigerende
werk op papier dobbert een
scheepje met muzikanten op
een gracht tussen de hoge
huizen van een stad. Ik
verwachte dat Ron zou
vertellen dat dit een
hedendaagse versie is van het
middeleeuwse narrenschip
van Sebastian Brant dat veel
kunstenaars heeft
geïnspireerd, onder wie
Jeroen Bosch? Ron is echter
bibliothecaris van het
Maritiem Museum in
Rotterdam en voor wie dat
weet is de verklaring van zijn
keus niet verrassend: 'Ook in
de kunst is scheepvaart een
thema, dat vaak voorkomt.
Eerst in Bijbelse
voorstellingen, zoals Jonas en
de walvis, en later komen
ook in algemene zeestukken
schepen voor. In zeeslagen,
maar ook op 'kalme zeetjes'
of rivieren.' Al met al een
mooie en zorgvuldig
ingerichte tentoonstelling
met de persoonlijke en
integere keuzes van mensen
die van kunst houden en in
het gelukkige bezit zijn van
veel goede smaak en het
vermogen die te verwoorden.
Meestal in een geheel
persoonlijke toonzetting, en
soms met een verrassende
verwijzing die de bezoeker
op een ander en beter been
zet. Maar alweer, een naar
binnen gekeerde
tentoonstelling van en voor
weinigen. Zelfs de namen
van de makers zijn niet bij de
kunstwerken vermeld.
vormgegeven Bulletin van
het museum. Natuurlijk is
het noodzakelijk dat de
plaatselijke kunstenaars hun
ontwikkeling niet alleen
tijdens kunstestafettes en
open ateliers, maar ook in de
lokale kunsttempel laten
zien. En natuurlijk moeten
zoveel mogelijk mensen
actief bij de honderdste
verjaardag van een
belangrijke kunstinstelling
betrokken worden. Dat
betekent echter niet dat 'het
publiek' genegeerd mag
worden. Een lustrum kan
misschien nog een feestje
voor direct betrokkenen zijn,
maar een centenaire vraagt
wel iets meer ambitie.
Daarvan was het afgelopen
jaar geen spoor te bekennen.
Geen grote thematische
tentoonstelling die de
kunstliefhebbers uit heel
Nederland naar Schiedam
lokte en de haters van -
moderne- kunst tot boze
artikelen verleidde. Geen
manifestatie rond een voor
het museum belangrijke
kunstenaar, en zelfs geen
andere terugblik op de
geschiedenis van het museum
dan een gemakzuchtig en
onevenwichtig overzicht uit
de collectie onder de tuttige
titel 'Lang niet gezien'. Nee,
drie feesljes voor drie
groepjes Schiedammers. De
rest wist er weinig van en
merkte het nauwelijks. Dat
blijkt uit de geringe publieke
en publicitaire belangstelling.
Een jubileumviering die, met
dank aan W.E Hermans,
misschien beter 'Onder
Vrienden' had kunnen heten.
In het oude Rome stond
senator Cato Maior na iedere
vergadering van de senaat op
en sprak de legendarisch
geworden woorden: 'En
overigens ben ik van mening
dat Carthago verwoest moet
worden'. Mijn rol in Musis
dreigt dezelfde te worden.
Artikel na artikel benadruk ik
dat het Stedelijk Museum er
goed aan zou doen zich wat
meer naar buiten te keren in
plaats van de ernstige
problemen van het museum
te verstoppen achter dikke
rapporten over de
ongeschiktheid van het
gebouw en plannen voor
dure nieuwbouw. De
tentoonstellingen van dit jaar
hebben in ieder geval weer
bewezen dat de collecties
rijk, veelzijdig en boeiend
genoeg zijn voor een
degelijke semi-permanente
opstelling en een breed
geschakeerd
tentoonstellingsprogramma.
Bovendien bewijst ieder
bezoek aan het museum aan
de Hoogstraat opnieuw dat
het is gehuisvest in een
prachtig en gastvrij gebouw
met aangenaam hoge zalen
en een lichtinval, die het
geschikt maken voor
exposities van kunst uit alle
tijden en in alle soorten en
formaten. Bestuurders van
Schiedam, directie van het
museum, én
beleidsondersteunend
Schiedam, verenigd in de
Klankbordgroep, zorg eerst
dat het Schiedamse en
vervolgens graag ook het
Nederlandse publiek de weg
naar dit museum terugvindt
en ga dan nog eens goed en
diep nadenken over de
twijfelachtige noodzaak van
kostbare nieuwbouwplannen.
Een museum dat na honderd
jaar niet in staat blijkt voor
het publiek dat het altijd
grondig verwend heeft een
aansprekend jubileum te
organiseren, moet wel drie
keer nadenken voordat het
zich in grote werken stort. Er
zijn en worden al te veel
Nederlandse musea 'wegens
verbouwing gesloten'.
#a§
i
Daarmee is het hele jubileum
van het Stedelijk
gekarakteriseerd: geheel naar
binnen gekeerd. Natuurlijk is
dit soort tentoonstellingen
leuk, en misschien zelfs
opwindend, zeker voor de
mensen die er actief aan
meedoen, die de depots in
mogen, daar hun favoriete
voorwerp kiezen, ermee
gefotografeerd worden en
dan vervolgens hun keus zien
staan of hangen in een van
de prachtige zalen van het
Stedelijk Museum en zichzelf
zien afgebeeld in het fraai