R! O HEIN DE KOSTER SPIJS EN DRANK SALON r^JhSk juk Hoogstraat 162 - Schiedam Telefoon (010) 473 29 08 Podium Café 'de Graauwe Hengst' Lange Haven 28 3111 CG Schiedam Telefoon 010 4260566 323 Musis Natuurlijk is het flauw om over één woord te vallen. Maar het blijft een feit dat de tekst waarmee de Schiedamse artoteek de tentoonstelling aankondigt over 'Hein de Koster (1927-1978) beeldend kunstenaar, querulant, provo, dichter, ingezonden stukken schrijver, uitvinder, kabouter, organisator van kunst manifestaties', niet geheel juist 'Vfl is. Want een querulant - een y~""' dwarsligger - was Hein de Koster allerminst. Integendeel. Als provo avant- en (tragisch genoeg) après la lettre speelde hij de rol van Rode Ridder en Fallstaff tegelijk onder de plaatselijke kunstenaars. Hein was bedenker van dolle plannen zoals onder andere de happenings in het Julianapark, een expositie van gebakken tekeningen in galerie Honger, de roemruchte Salon der Koude neuzen en een meerdaagse Heekommee in het sleetse maar toen nog altijd overeind staande bolwerk van burgerlijk fatsoen aan de Lange Haven; Gebouw Arcade. Waar Hein de Koster ter sprake komt, wordt vaak een accent gelegd op de periode dat hij zich - zoals zoveel kunstenaars in de jaren '70 - maatschap pelijk engageerde. Maar toen al was zijn reputatie gevestigd. Kabouter Hein was niet de provocerende Hein van de 'vliegende kop en schotel'; het onder grote hilariteit, maar terloops geschreven gedicht dat de draak stak met alles en vooral met de ernst van de vijftigers dat een eigen leven was gaan leiden als manifest op een midden jaren '60 - mede door hem georganiseerde - kunstmarkt in de Korenbeurs. Als beeldend kunstenaar hoorde Hein de Koster zeker niet tot de rebellen. Uitbundig in kleuren en voorstellingen hield hij zich toch voornamelijk aan de informele stijl die hij in de jaren '50 had leren kennen. Vele collega's waaronder Doop Wiegman, André Henderickx en Piet van Stuivenberg onderkenden wel degelijk zijn talent, maar dat was voor Hein - wispelturig als altijd - onvoldoende. wèTjêê JPm. JSFm In de tijd dat hij kleur gaf aan het wereldje van plaatselijke kunstenaars, was Schiedam een behoudende, kleine stad die zich de vooroorlogse slaap nog uit de ogen wreef. Economisch ging het Schiedam voor de wind. Je behoeft de beelden maar te zien die generatiegenoot - en echte querulant - Jan Schaper op celluloid vastlegde. Het is één en al schip dat zich loeiend en blazend over het witte doek beweegt. Eén geratel van kettingen en klinkhamers, het knetteren van de lasvlam en het donderend geweld waarmee de bouwnummers die al in de duizendtallen bijna maandelijks in het water werden geplompt. Schiedam maakte ook haast met het opruimen van de wat men smalend de herinneringen aan de jeneverindustrie noemde. Hofjes en stegen werden op grote schaal verwaarloosd en hele straten stonden met dichtgetimmerde ramen. Terwijl de gehele Rijnmond een schrijnend woningtekort kende en de jonggehuwden in Rotterdam bij volgnummer en pas na jaren wachten een woning werd toegewezen, waren er in Schiedam goedkope woningen te over. Toegegeven, de meeste bestonden uit niet meer dan een kamer, een kleine keuken in de uitbouw met daarin - als het tegenzat nog een poepdoos in de hoek, of een gemeenschappelijke plee aan het eind van het hof, maar daartegenover stond een huurtje van maar enkele guldens per maand. Met als gevolg dat heel wat kunstenaars uit het platgebombardeerde Rotterdam ofVlaardingen hun heil in Schiedam zochten. En zo leverden onder anderen Heijkoop, Hollenbach,Van Golden, Klink, Jantzee, Heifra, Mies van Rossum, Doop Wiegman, Seij en Romijn, voor kortere of langere tijd een bijdrage aan de plaatselijke folklore.Verzet tegen de gevestigde orde hoorde daarbij. Op museaal niveau gebeurde dat waar de directeuren Schwagermann, Janssen en Paalman, gesteund door een actieve vriendenkring, de controversiële tentoonstellingen niet schuwden. Want, laten we ons niets wijsmaken, met de tentoonstellingen van het werk van Constant en Brands, de muziek van Stockhausen en later de museale experimenten van Paalman, trok Schiedam landelijk grote aandacht, maar wist het bestuur bestuurlijk nauwelijks raad. Typerend mag heten dat de kleine galerie Punt4 die door Cees van der Geer draaiend werd gehouden in het slop achter café De Ster, en exposities van een zeer hoog gehalte wist te realiseren, door het stadsbestuur nauwelijks werd opgemerkt en al in het geheel niet werd ondersteund. 'En.zo wist Pierre Janssen zich vele jaren later nog te herinneren,.ik hebeerlijk waar. letterlijk weieens suiker op de stoep staan strooien in de hoop op meer pubhek'. De Koster voelde zich in dat Schiedam als een vis in het water. Maar al te graag assisteerde hij bij een nachtelijke kunstverbranding in een verguld potkacheltje in het Julianapark, om zich vervolgens met alle energie in de organisatie van de kunstmarkten te storten. In navolging van de happenings rond Fikkie in Rotterdam, maakte hij van de spaarzame openingen in de keldergalerie Honger gebeurtenissen, net zo goed als van het plaatsen van gipsen bloteriken in de nissen van de Korenbeurs, die nog diezelfde avond op last van de burgemeester werden verwijderd. De Koster was de initiatiefnemer van de Salon der Koude neuzen, een ad-hoc tentoonstelling van kunstenaars die voor Paalman's Salon der Maassteden waren geweigerd en een onderkomen hadden gevonden in Musis Sacrum. De tentoonstelling zal door weinigen zijn gezien, maar het begeleidende feest trok alle genodigden van de officiële salon, de museumdirecteur incluis, naar de andere kant van de Lange Haven. In die periode schilderde Hein de Koster z'n meeste en in menig opzicht meest aansprekende werk, dat via de Regeling uiteindelijk in handen van de gemeente zou komen. Consistent is dat oeuvre overigens allerminst. Wel kleurrijk, uitbundig en geschilderd vanuit een

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 323