Aan zijn milieu dankt hij het diepe wantrouwen en de permanente twijfel die aan de basis liggen van ieder succes in journalistiek en geschiedschrijving, maar ook de vrijmoedigheid en de creativiteit die nodig zijn om een vaardig tekenaar en associatief ontwerper te worden. Musis 342 Geestelijk vader Hans van der Sloot (1943) is de zoon van een (stief)dochter van de roemruchte Schiedamse politicus Willem Collé. Die afkomst heeft hem voor zijn leven gevormd. De familie Collé heeft ruim een halve eeuw een hoofdrol gespeeld op de uiterste linkerkant van het Schiedamse politieke toneel. Willem Collé kwam in 1911 vanuit Vlaardingen naar Schiedam en werd in 1919 voor het eerst in de gemeenteraad gekozen voor het syndicalistische Socialistisch Verkiezings Comité. Hij bleef lid van de raad tot 1949, zij het later voor de Communistische Partij Holland en met onderbreking van de oorlogsjaren. Willem was een primaire politicus die regelmatig zijn argumenten kracht bij zette door een paar ruiten te breken of een asbak naar het hoofd van een tegenstander te gooien. Zijn zoon Eef trad politiek in zijn voetsporen en werd een van de eerste maar ook meest gerespecteerde communistische wethouders in Nederland. Oud-WD-raadslid Gerard Verhulsdonk die op de rechterkant van hetzelfde politieke toneel acteerde: 'Eef Collé was een scherpzinnige communist, een politiek dier, een vergadertijger, een volksmenner en een doordrijver, maar ook een man met een goede naam in de lokale politiek en een vent om de oorlog mee te winnen. We waren het zelden eens, maar werkten goed samen en respecteerden elkaar.' De familie Collé was een politiek actieve en kunstzinnige familie met een diep geworteld wantrouwen tegen 'de instituties', en een groot rechtvaardigheidsgevoel. Alle leden van de familie waren recht in de communistische leer en ook van aangetrouwden, zoals de vader van Hans van der Sloot, werden de politieke nieren zorgvuldig geproefd. Als men geen overtuigd communist was, moest men tenminste in de oorlog aantoonbaar 'goed' zijn geweest. De sfeer was hecht en de leiding eenhoof dig: Dirkje Collé-Boer, beter bekend als Moe Collé, bestuurde de familie met straffe maar rechtvaardige hand. Onrecht werd niet geduld, ongeacht of dat haar eigen familie trof of anderen die zich moeilijk konden verweren. Moe Collé trok desnoods met haar hele familie naar het stadhuis op de Grote Markt om hoogstpersoonlijk en luidruchtig haar recht te halen. Liberaal Gerard Verhulsdonk:'een wijze hoogstaande vrouw'.Voor haar kinderen en kindskinderen is de invloed van dit milieu bepalend geweest. Het sociale bewustzijn is bij hen nog steeds diep verankerd, en ook al is de socialistische levensovertuiging bij de meesten verdwenen, iets van het arbeiderisme is bij veel familieleden nog herkenbaar. Ook bij Hans. Dat bleek al tijdens zijn schooltijd. Hij was ongelukkig op de Comeniusschool aan de Singel, de huidige Singelschool, omdat het een 'rijkeluis- school' was, en dus ging hij halverwege zijn schooltijd, op eigen initiatief, naar de Kohnstammschool aan de Boerhaavelaan, nu de Peperchp, maar toen bekend als de 'school van meester Hoek', een school met veel kinderen van georganiseerde arbeiders. De Rijks HBS aan de Broersvest werd geen succes. Na enkele jaren vertrok hij met een eeuwige afkeer van alles wat met school te maken had. Hij leende en kocht boeken, en werd wat hij met enige trots 'autodidact' noemt. Toch schreef hij over de afbraak van diezelfde HBS in 1970 in de Schiedamse Gemeenschap een artikel vol jeugdsentiment. Aan zijn milieu dankt hij het diepe wantrouwen en de permanente twijfel die aan de basis liggen van ieder succes in journalistiek en geschiedschrijving, maar ook de vrijmoedig heid en de creativiteit die nodig zijn om een vaardig tekenaar en associatief ontwerper te worden. Na de HBS begon een rijk geschakeerde loopbaan. Hans ging met een map tekeningen onder zijn arm naar het Rotterdamse Vrije Volk en kon meteen beginnen als illustrator van de wekelijkse rubriek over Rotterdam van Jan Meijer. Journalist werd hij pas, nadat hij was overgestapt naar het Rotterdams Nieuwsblad, waar hij leerling werd bij de legendarische Gerard Dirk Lutke Meijer. Die vond dat Hans het in zich had om journalist te worden. Hij volgde de toen nog klassieke en ambachtelijke journalistieke opleiding: als leerling een paar jaar afgeknepen worden door een ervaren journalist en dan als 'tweedeklasser' op de onderste trap van de ladder beginnen. Bij het RN leerde hij Aad Wagenaar kennen met wie hij later voor de Schiedamse Gemeenschap zou schrijven. Ongedurig als hij was, vertrok hij na zijn leertijd naar de Europese Bibliotheek, waar hij weer als illustrator ging werken. Zijn hoofdtaak was het illustreren van de boeken over koningshuizen, die de uitgeverij publiceerde. De communistische familie vond het allemaal best. Waarin communisten liberaal kunnen zijn! Ook bij de Europese Bibliotheek was Hans van der Sloot geen blijvertje. Hij werd redactiesecretaris van het blad Opinie van de Partij van de Arbeid. De redactie bestond uit toenmalige PvdA-kopstukken als Hein Roethof, Gerda Brautigam, Anne Vondeling, Han Lammers en Piet Dankert. Met hen moest Hans van Opinie het nieuwe partijblad Roos in de Vuist maken, waarvan Nieuwlinksers als André van der Louw en Jan Nagel redacteuren werden. Daar leerde Hans wat het is om een opiniërend blad te maken. Intussen was hij boeken gaan schrijven, inmiddels 34 stuks, waarvan de meeste over Schiedam. Het eerste verscheen in 1966: Schiedam rond de eeuwwisseling. Hij is er nog trots op, omdat hij er zijn liefde voor en kennis van Schiedam in kwijt kon én het de definitieve keuze voor het schrijven betekende. Een boek waar hij ook met plezier aan terug denkt is Weergaloos Rotterdam, over 250 jaar Rotterdamse volksfeesten. Hij schreef het in 1970 in opdracht van de Maatschappij van Assurantie, Discontering en Beleening der Stad Rotterdam van 1720, nu bekend als De Stad Rotterdam. Voor dit boek deed hij onderzoek in het Rotterdamse Gemeentearchief. De medewerking van het archief ging zo ver, dat hij zelfs een jonge historicus kreeg toegewezen, die zich had beziggehouden met de geschiedenis van de Stad Rotterdam en hem hielp bij zijn archiefonderzoek. Die jonge historicus had een eigen werkkamer en die werd al gauw redactielokaal en kantine van Weergaloos Rotterdam. Zoals in de jaren dertig van de 19de eeuw uit de ramen van de Haschischclub van schilders en schrijvers op het Parijse lie Saint Louis, stegen ook uit deze ambtelijke kamer soms dampen op die verdacht veel op hasj leken. Hans nam zijn meuwe vriend mee naar de Brandersbuurt die nog niet was afgebroken, maar al wel dichtgetimmerd. De teloorgang van dat boeiende economisch- en sociaal-historische cultuurgoed ging Schiedammer Hans ter harte, en maakte op de jonge historicus een onvergetelijke indruk. Dat die kort daarna naar Amsterdam vertrok, had echter niets met de afbraak van de Brandersbuurt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2000 | | pagina 342