Musis 384
blad ziet er zowaar meteen anders uit. Het is afgelopen met de
veelal korte stukjes met vette stapelkoppen van voorheen,
foto's op postzegelformaat, notulenstijl en bijna letterlijk
overgenomen convocaties - het enige wat ik van het oude
maandblad meeneem naar het door mij bezielde blad, is de
met prachtige pentekeningen versierde historische serie
'De vlegeljaren van Schiedam' van het dan, ik schat, nog geen
21-jarige wonderkind Hans van der Sloot.
De meeste ruimte in mijn eerste blad neem ik zelf voor mijn
rekening. Ik vul vijf pagina's over het feit dat het Rotterdamse
aannemingsbedrijf Muijs De Winter op 22 oktober de
5000ste woning heeft opgeleverd, die het na de oorlog in
Schiedam heeft gebouwd: in de Willem Pijperstraat in
Groenoord en de familie Dijkstra-Van Rhijn is er ingetrokken.
Ik pak de zaak op een, het maandblad onbekende zwierig-
journalistieke manier aan, met twee met human-interest
doorspekte interviews. In het ene komt mr. M.J.M. van
Kinderen (53) aan het woord, de wethouder van
volkshuisvesting ('...hij liet me 30 pagina's van mijn
notitieboek volschrijven', lees ik, 'het werd een verhandeling
in mineur met slechts aan het eind wat optimistische
opmerkingen...') en het andere is een vraaggesprek met de 72-
jarige Dirk de Winter, oprichter van MUWI ('...bij een
persoonlijke vraag valt de cover weg van de conjunctuurprins
en komt de man te voorschijn, die met zijn stevige handen
nog altijd gemakkelijker een muurelement tekent dan dat hij
zijn handtekening zet...').
Voila, de toon is gezet. Als ik merk dat ook de
redactiecommissie de nieuwe stijl niet onaardig vindt, haast ik
me om jonge journalisten met bravoure en vlotte pennen als
medewerkers te gaan werven. In de loop der maanden bind ik
Frans Happel, Jan D. Swart, Bert Bakker, Ruud van der Weyde
aan het blad en ook in kunst en letteren wegwijze specialisten
als Cees van der Geer, Martin Mooij en de directeur van het
Stedelijk Museum, Hans Paalman.
Maar al spoedig val ik als eindredacteur van de Schiedamse
Gemeenschap mijn eerste buil. Dat is wanneer ik mijn new
journalism-approach probeer los te laten op de dan in mijn
herinnering meest achtenswaardige man van Schiedam, notaris
mr. A.S.H.A. Blaisse. Aanzienlijk wasje in die tijd als notaris al
snel in de kleine burgerij van Schiedam, maar in Blaisse's geval
kwam erbij dat hij tal van verenigingen en genootschappen
voorzat, waarin het om cultuur ging. Een ervan was Toonkunst
Schiedam dat door Blaisse met een groot en natuurlijk gezag
werd geleid want de notaris speelde namelijk zelf piano als
geen ander in Schiedam. Hij kon zó virtuoos overweg met het
klavier dat hij al twee keer solist bij het Rotterdams
Philharmonisch Orkest was geweest, wanneer dat zijn jaarlijkse
concert kwam geven in Schiedam. Nu was de derde keer
aanstaande dat Blaisse achter de concertvleugel op het podium
van het Passagetheater plaatsnam; samen met de pianist
Marinus Flipse en het R.Ph.O. ging hij Mozarts concert voor
twee piano's in Es KV 365 uitvoeren. Over die gebeurtenis
zou ik een preludiërend artikel in het maandblad van de
Schiedamse Gemeenschap schrijven en de notaris wilde me
gaarne ontvangen om me van de benodigde gegevens te
voorzien.
Ik vervoegde me, het journalistieke adrenalinepeil zeer hoog,
op de afgesproken middag in zijn kantoor aan de Nieuwe
Haven en trof Blaisse in een joviale bui. De afspraak was dat ik
hem vooral zou ondervragen over de functie van Toonkunst in
onze stadsgemeenschap en het genot dat het voorzitterschap
van die club hem verschafte. Maar omdat ik zojuist in eigen
familiekring de chaotisch verlopen verdeling van een erfenis
had meegemaakt begon ik eerst daarover. Meteen sloeg de
notaris vol vuur aan het doceren over erfrecht en wat hij op
dat gebied zoal aan kostelijks en vreselijks had meegemaakt in
onze goede stad. Ik schreef de anekdotes ijverig op en zag het
onthullende en spraakmakende artikel in ons blad al voor me,
waarin de notaris de sociale structuren van Schiedam
genadeloos blootlegde. Na een uurtje schakelden we toch nog
over op het onderwerp muziek en Blaisse's begaafdheid op
uitvoerend gebied. De notaris toonde zich niet geheel
ontevreden over zichzelf, het Rotterdams Philharmonisch
Orkest kon er ook mee door, maar - en hier ging de jonge
journalist weer recht overeind zitten - de hedendaagse
repertoirekeuze van de Nederlandse orkesten was toch wel
zeer bedenkelijk aan het worden! Steeds vaker immers moest
een gesubsidieerd concert minstens één compositie van een
contemporaine meester bevatten allemaal kleren van de
keizer, meneer! Geërgerd dicteerde de notaris mij: "Dan hoor
je ping, gevolgd door pang, dan snerp en snarp, daarna vijf van
de afschuwelijkste dissonanten ooit gehoord, vervolgens roert
iemand in de slagwerksectie in een pan vol glasscherven en
laat een luide wind en slaat men achter het toneel keihard een
deur dicht! Dat heet een moderne compositie, mijnheer!
Bedrog is het; ik weet hoe de voortreffelijke musici in zo'n
orkest als het R.Ph.O. over deze volksverlakkerij denken, maar
ja: den brode getrouw strijken en blazen zij hun partijtje maar
weer mee van deze verderfelijke ketelmuziek!" of woorden
van gelijke strekking.
Dat was nog eens tekst! Met een volle bloknoot verliet ik het
notarishuis en dezelfde avond nog schreef ik een levendig
verslag met het tempo van een trein van mijn ontmoeting met
mr. A.S.H.A. Blaisse, notaris en toonkunstenaar te Schiedam.
Ik stuurde het meteen naar drukkerij Roelants om de
gloedvolle tekst in lood te laten zetten voor het volgende
foto Hans Visser
Mr. M.J.M. van Kinderen,